Een boek met een echte boodschap. De gedrevenheid levert het een extra ster op. De ‘Haagse verduistering’ van het drama-Srebrenica is de ondertitel. Dat duidt op doofpotten, op mensen die dingen liever niet willen weten. Maar is dat de echte adequate analogie?
Kaputt is het schitterende relaas van de Italiaanse oorlogscorrespondent Curzio Malaparte van de Tweede Wereldoorlog. Hij reisde door Finland, Roemenië, Polen, de Oekraïne en Italië. Hij sprak met nazi’s, joden, diplomaten, echtgenotes van diplomaten en militairen. Deze verhalen zijn surrealistisch, wreed, poëtisch en toch ook realistisch. De hoofdstukken heten naar dieren: de paarden, de ratten, de honden, de vliegen, de rendieren, de vogels. De paarden waren vastgevroren in een meer in Finland. De honden zochten hun voedsel onder de tanks. De verhalen van Malaparte in Kaputt zijn onvergetelijk. Malaparte schreef ook De Huid, over de bevrijding van Napels, de Techniek van de Staatsgreep en je vindt hier een bespreking van een merkwaardige biografie van deze opvallende figuur.
Eigenlijk had niemand zin in het stichten van wereldrijken, is de wat betwistbare stelling van Douglas Porch. Alleen de militairen.
Dit is een verhalende, maar ook analytische geschiedenis van de eerste decennia van New York als kolonie. Als Nederlandse, multi-etnische kolonie, wel te verstaan. Russell Shorto is ervan overtuigd dat de Nederlandse oorsprong een van de belangrijkste invloeden is geweest op de ontwikkeling van New York, en daarmee van de hele Amerikaanse cultuur. Dit is een tegenpool geweest van de Engelse puriteinse geest die in Nieuw Engeland overheerste.
Enorme pil over de reformatie. De stelling van MacCulloch is dat de reformatie de weg vrijmaakte voor een meer tolerante geesteshouding in Europa. De reformatie als moderniseringsverschijnsel dus, als noemt hij dat zelf niet zo. Kort door de bocht: op het moment dat mensen de autoriteit van de Kerk en deels ook van de Bijbel zelf gingen aanvechten, werd het mogelijk om vrij te denken. Maar het effect is misschien nog meer dat het christelijk geloof en religie meer in het algemeen wordt ondermijnd. Wie kan dit allemaal geloven?
Het tweede deel van de memoires van de oorlogsdichter Siegfried Sassoon, dat direct aansluit op het eerste deel. Hij is aan de ene kant een zeer geschikte soldaat en officier. Hij is strijdlustig, competitief, en soms zelfs overmoedig. Met slechts een klein groepje soldaten verovert hij een loopgraaf, die later weer verloren gaat. Hij heeft een sterk gevoel voor de kamaraderie van de oorlog.
Het eerste deel van de memoires van de Britse dichter Siegfried Sassoon beslaat zijn jeugd tot en met de eerste tijd in Frankrijk als officier van de Royal Welsh Fussiliers. Bijna vanzelfsprekend is het een boek vol melancholie en nostalgie, die ook helemaal niet benadrukt hoeft te worden. Siegfried Sassoon, die zichzelf in zijn memoires Sherston noemt, is een wees die leeft van een redelijk luxe uitkering van zijn erfenis. Hij woont bij zijn tante Evelyn. Studeren vindt hij, ondanks de wijze raad van de advocaat die zijn erfenis beheert, niet nodig. Hij gaat liever jagen en als dat niet kan cricketspelen. In het jagen en paardrijden is hij aanvankelijk helemaal niet goed. Maar hij wordt gaandeweg beter (wat wil je als niets anders te doen hebt?). Hij wint de steeple-chase en groeit op van een verlegen jongen tot een gezien persoon in de betere kringen. Vrouwen komen in zijn leven, naast zijn tante en haar huishoudster, niet voor, als we op deze herinneringen mogen afgaan. Wel zit het boek vol min of meer onderhuidse verwijzingen naar homoseksualiteit. Sassoon gaat logeren bij zijn vrienden en ook in het leger onderhoudt hij intensieve vriendschappen. Maar hier is het thema van het…
Een meesterwerk in de traditie van de grote Russische schrijvers, maar het doet ook denken aan Celine en Malaparte. Verontrustend, surrealistisch en realistisch tegelijk, een duister sprookje dat waar blijkt te zijn. Zeer goed geschreven. Een verhaal over personen die niet zijn wat ze zijn, die veranderen in hun tegenpool, die hun tegenpool blijken te zijn.
Zeer uitvoerige geschiedenis van de Rote Armee Fraktion, van het ontstaan na het mislukken van de studentenbeweging, tot de laatste verklaringen van de Raf in de jaren negentig, en zelfs iets daarna, toen mogelijke leden van de ‘derde generatie’bij een overval een miljoen mark buitmaakten. Dit boek staat vol aansprekende details, gebaseerd op rechtszaken, maar ook op gesprekken met betrokkenen. Het is zeer beeldend en verhalend, weinig analyse, wat het zeer leesbaar maakt. Het enige wat in feite ontbreekt is een gedegen beschrijving van de effecten van de RAF op de Duitse samenleving. Uit het verhaal wordt wel duidelijk dat de RAF in de loop van de jaren steeds meer de sympathie die het aanvankelijk nog had op het spel zette. De figuur van Baader was de eerste tijd tot 1977 bepalend. Spottend noemde een van de leden de RAF de Baader Befreiung Fraktion. Interessant: de banden met andere terroristische groeperingen, in het Midden Oosten en Europa. Het boek biedt ook veel inzicht in de werkwijze van de terroristen. Verontrustend daarbij voor de terrorismebestrijders is dat een groot deel van de ‘derde generatie’ dermate professioneel was dat ze nooit is gepakt. Het is niet eens duidelijk of alle leden bekend…
Een verzameling artikelen over de mannen en die ene vrouw rond Fortuyn, die eerder in HP/detijd verschenen. Hilarisch geschreven, maar weinig diepgang. Veel dwepen met de normaalheid bij Mat Herben. De lijfwachten van Pim die ‘alles voor hem over hadden’. Het is een portret van een deel van wat sociologen de moderne burgerij noemen. Bij geen van de gesprekspartners is maar het begin van een politieke gedachte te vinden, maar Van Roosmalen heeft dergelijke bespiegelingen ook niet aangewakkerd. Maar dat zal toch niet de enige reden zijn. De beweging van Pim wordt hier neergezet als een kleinburgerlijke groep met een enorm minderwaardigheidscomplex. Dat wordt gecompenseerd door agressie of naïviteit. De schrijver beschikt over bepaald inlevingsvermogen, wat het niet helemaal een ironische blik geeft. Merkwaardig genoeg is het te dun: waar zijn Bomhoff, Heinsbroek, Langendam, De Jong etc.? De indruk ontstaat ook dat wie deze mensen om zich heen verzameld zelf niet helemaal spoort. De titel is erg flauw, een beetje ranzig en vooral uit de lucht gegrepen. Ook dit boek is maar een bouwsteen voor een meer omvattend werk over Fortuyn en zijn beweging. Zie ook: De Vrienden van Pim en De jonge Fortuyn