Het is vast een wat afgekloven karakterisering, maar dit is een indringende beschrijving van jaren gevangenschap van een sterke vrouw die ondanks alles overeind blijft. Ingrid Betancourt nam, terwijl ze campagne voerde als presidentskandidaat, bijna letterlijk de verkeerde afslag. Ze werd jarenlang vastgehouden door de Farc, een guerillabeweging die ooit vast uit ideologische beweegredenen is begonnen, wie weet zelfs met idealen, maar die in dit boek alleen maar als een cynische en wrede machtsmachine naar voren komt. De meeste Farc-commandanten maken gebruik van iedere zwakte die ze bij de gevangenen bespeuren. De meeste ondergeschikten doen daar aan mee, slechts een enkeling toont zich wat minder hardvochtig.
Na de Koude Oorlog was er even het idee dat we in een vreedzame, nieuwe wereld terecht zouden komen, waar democratie en kapitalisme zich als vanzelf verder zouden verspreiden. In ieder geval sinds elf september weten we beter. Maar wat weten we eigenlijk, behalve dan dat er nieuwe bedreigingen zijn? De politieke filosoof Philip Bobbitt doet een poging dat uit te leggen in een veelomvattend boek. Met zeer uitgesproken opvattingen en een niet mis te verstane boodschap trekt hij ten strijde tegen allen die de oorlog tegen terrorisme niet serieus nemen, maar ook tegen diegenen die denken dat nu alles geoorloofd is. Bobbitt houdt zich niet alleen bezig met beschrijving en analyse, hij geeft ook zijn eigen prognoses en doet aanbevelingen voor beleid. Zijn boek gaat over de constitutionele verhoudingen in de Verenigde Staten, maar ook over de Spaanse furie in Antwerpen in 1576, de verspreiding van kernwapens en de vraag of martelen is toegestaan. Het ene moment is het nogal abstract, op een ander punt is het erg gedetailleerd in zijn historische verslagen. Het vraagt daarmee nogal wat van de lezer. Maar de inspanningen worden beloond.
Zolang westerse troepen in landen als Irak en Afghanistan in hun kampen blijven zitten, zullen ze de strijd daar nooit winnen. Ze moeten zich onder de mensen mengen en niet meer de bestrijding van de vijand, maar de bescherming van de bevolking centraal stellen. Maar nog beter is het dat westerse landen uit deze landen wegblijven. Dat is de stelling van de Australische militair en counter-insurgencydeskundige David Kilcullen, die nauw betrokken was bij de recente nieuwe aanpak van de Amerikanen in Irak en ook op een aantal andere slagvelden rondkeek. Hij heeft in dit boek veel bijeengebracht over de wereldwijde strijd tegen het islamistisch extremisme, die op verschillende fronten heel eigen vormen kan aannnemen.
Historici zijn over het algemeen niet zo geboeid door definities. Michael Burleigh is daar in zijn boek over terrorisme geen uitzondering op. Met zijn omschrijving is hij snel klaar: Terrorisme is een tactiek die wordt toepast door organisaties die geen legitieme politieke macht hebben. Voor hem zijn verdere nuanceringen of overpeinzingen overbodig. Burleigh kiest zonder blikken of blozen een moralistisch uitgangspunt. “Wat ik met dit boek op glasheldere wijze duidelijk wil maken (…) is dat het terroristische milieu zonder uitzondering blijk geeft van morele ranzigheid, als het al niet puur crimineel is.” Terroristen zijn ‘in moreel opzicht gestoord,’ als ze al niet compleet psychopathisch zijn. Zo zitten we in de inleiding van dit dikke boek al op een duidelijk spoor. Burleigh wil in deze 500 pagina’s ook zijn eigen woede luchten.
Als filosofen zich over een bepaald onderwerp buigen, worden er vaak fundamentele vragen opgeworpen. Niet altijd leidt dat tot hele stellige antwoorden. Zo is het ook met het boek Terrorism, the new world disorder met maar liefst drie filosofen als auteurs. Zaken die anderen over terrorisme als uitgangspunt nemen, worden door dit drietal in twijfel getrokken en bediscussieerd. Het leidt tot een wat abstracte en nuchtere aanpak, die voor sommigen al te nuchter zal overkomen. Want terroristen hebben – volgens dit boek – soms op zijn minst een deel van het morele gelijk aan hun kant.
Zijn terroristen te begrijpen? Of is het begrijpen van terroristen een eerste stap op weg naar het goedpraten van hun daden? Nadat sinds 11 september het terrorisme als ‘het kwaad’ is aangeduid, is het lastig om er op een rationele manier over te spreken. Tegelijk is er een enorme inflatie in het begrip terrorisme ontstaan. Een paar vervelende hangjongeren zijn tegenwoordig al ‘straatterroristen’. Het is tijd voor ontnuchtering en verheldering. Richardson probeert redelijkheid terug te krijgen in het debat over terrorisme.
In de geschiedenis van de Rote Armee Fraktion (RAF) speelt Nederland een bijrol. Het was een toevluchtsoord voor leden van de RAF. De ontvoerde industrieel Hanns Martin Schleyer werd er korte tijd vastgehouden. De RAF maakte hier ook dodelijke slachtoffers. Knut Folkers, Christof Wackernagel en Gert Schneider werden aangehouden en uiteindelijk uitgeleverd. Ze stonden er niet alleen voor, schrijft Jacco Pekelder in Sympathie voor de RAF. Ze kregen steun van advocaten, artsen en activisten. De naam van advocaat Pieter Herman Bakker Schut is onlosmakelijk verbonden gebleven met deze geschiedenis, maar hij was zeker niet de enige.
Radicalisering is hot. Het barst van de boeken en rapporten die vrijwel allemaal veel aandacht krijgen. De angst dat er misschien ergens een tweede Mohammed B. rondloopt is groot. Dus alles wat er aan bij kan dragen om dat te voorkomen is welkom. Maar hoe werkt radicalisering? Is het altijd erg en kan de overheid er wel iets tegen doen? Politicoloog Amy-Jane Gielen probeert op die vragen antwoord te geven in haar boek over radicalisering bij moslimjongeren en bij rechtsradicalen.
Dé islam is de laatste jaren een van de belangrijkste onderwerpen van debat in Nederland. Maar voor de verscheidenheid en ontwikkelingen van het islamitisch denken, zelfs in radicale kringen, is weinig oog. Er is niet alleen sprake van jihad, strijd van (delen van) de islam tegen een externe tegenstander, er is ook fitna, oorlog binnen de islam. Dit boek van de Franse islamdeskundige Giles Kepel is een zeer nuttige gids voor deze lastige materie. Hij weerspreekt dat het islamisme aan een niet te stuiten opmars bezig is. In werkelijkheid hebben de radicale moslimstromingen verschillende nederlagen geleden. Egypte, Algerije en Bosnië waren in de jaren negentig evenzovele tegenslagen.
Na een pagina of twintig van dit boek te hebben gelezen was ik ervan overtuigd dat het hier fictie ging. Vermakelijk, maar niet serieus te nemen. Generaal-majoor Albert Stubblebine III die probeert door een muur te lopen, de pogingen van Amerikaanse inlichtingendiensten om de paranormaal begaafde Uri Geller in te huren, het idee dat mensen onzichtbaar kunnen zijn en – een van de topacts – met hun blik of pure wilskracht een geit op afstand konden doden, dit moest wel verzonnen zijn. Maar toen ik een paar internetpagina’s over dit boek had bekeken, bleek dat niet zo te zijn. Het is, hoe aburd ook, echt. Goed om in gedachten te houden bij de film op basis van dit boek, die vanaf 19 november 2009 in de Nederlandse bioscoop te zien is.