Op 1 mei 1989 liep ik in Dresden, toen nog Oost-Duitsland, mee met de jaarlijkse parade ter gelegenheid van de Dag van de Arbeid. Niet dat ik, of één van de andere geschiedenisstudenten met wie ik de DDR bezocht, geloofde in de ideologie van de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands. Daarmee onderscheidden we ons niet van de plaatselijke inwoners, die verplicht de paar honderd meter meeliepen langs het partijkader. De demonstranten gingen vervolgens aan het bier en de worst, de spandoeken die opriepen tot productieverhoging en internationale solidariteit, werden met karretjes naar het beginpunt van de demonstratie vervoerd om door volgende betogers nogmaals langs de partijbonzen gevoerd te worden.