Iets na de helft van Grote verwachtingen heeft Geert Mak een ‘intermezzo’ ingelast. Hier komt hij, nog duidelijker dan in de andere hoofdstukken, zelf aan het woord, over zijn woonplaatsen Amsterdam en Friesland. Het is een weemoedig stemmend hoofdstuk. Een gevoel van verlies, het verdwijnen van een aantrekkelijke omgeving, van een ‘thuis’, staat centraal in zijn eigen ervaring.
“Mijn oude Amsterdam loste langzaam op,” schrijft Mak. Want de hoofdstad is onder de voet gelopen door massatoerisme, het slachtoffer van internationalisering die geen variatie, maar juist eenvormigheid oplevert. Het is voor iemand die in Amsterdam woont herkenbaar en waarschijnlijk voor andere Nederlanders ook een bekend verhaal.
Maar ook Friesland ontkomt niet aan veranderingen. En dat zijn geen verbeteringen. In die provincie werd de schaalvergroting – in de landbouw, maar ook in het onderwijs, – merkbaar. ‘Het land is volgepompt met stront’ en de klimaatverandering slaat toe. De natuurlijke omgeving verandert, verslechtert.
Mak schrijft vermakelijk over het opgeklopte circus rond Leeuwarden als Culturele Hoofdstad van Europa, met veel marketing en prietpraat. Uiteindelijk werd het dankzij de Friezen toch een mooi feest.
Blokkeerfriezen
In de ‘cultuurstrijd’ rond Zwarte Piet neemt hij opmerkelijk stelling. De voorvrouw van de ‘blokkeerfriezen’ krijgt van hem een welwillende behandeling. Haar naam, Jenny Douwes, noemt hij evenmin als haar veroordeling (90 uur taakstraf in hoger beroep). De ‘blokkeerfriezen’ werden volgens Mak ‘door de Randstad’ weggezet als racisten, maar volgens Mak ging het om de ‘eeuwige botsing tussen stad en platteland.’ Dat is een wankele verklaring, want zo’n beetje op de dag dat zijn boek uitkwam, werd in Den Haag een vergadering van anti-Zwarte Piet-activisten aangevallen. Experts duiden de actie van Douwes en consorten als een stap in de radicalisering van de pro-Pieten. (In deze recensie ga ik even puur af op het boek, de interviews met Geert Mak negeer ik.)
De daaropvolgende passage gaat over een Syrisch vluchtelingengezin dat uit ‘zijn’ Friese dorp werd weggepest, ondanks de vele steun die de vluchtelingen uit het dorp kregen.
Het intermezzo sluit af met de verzuchting van een vriend: “‘Is er nog een weg terug?’” Mak plakt er zelf nog een retorische vraag achter. “Of was alles aan het oplossen, verblekend als een vergeten foto?” Je zou bijna antwoorden dat digitale foto’s niet verbleken.
Roofridders
Zo wordt in het intermezzo duidelijk dat het in dit boek vooral gaat om treurnis om het Europa dat verdween. Tussen 1999 en 2019 is Europa getransformeerd van een continent van hoop in een werelddeel met toenemende ongelijkheid, gebroken door neoliberale bezuinigingen, ‘roofridders’ en populistische politici, waar de ratio was losgelaten. In 1999 leek alles nog goed, het was een tijd van optimisme, van het ‘einde van de geschiedenis’.
Ook de ‘almaar toenemende migratiedruk’ keert met enige regelmaat terug als een bedreiging, hoewel Mak zeker ook zijn sympathie voor de individuele vluchtelingen laat horen. Twee pagina’s vult hij met de namen en gegevens van migranten die omkwamen bij hun poging Europa te bereiken.
Zelf verklaart Mak dat ‘de grote verwachtingen waren omgeslagen in een weemoedig verlangen naar een thuis dat, eerlijk gezegd, in werkelijkheid nooit had bestaan.’ Toch schildert Mak voortdurend dat betere verleden dat twintig jaar geleden nog bestond. Nostalgie, een belangrijke reactie op al die veranderingen, is ook de stemming van dit boek. Mak blikt zelfs vooruit naar hoe in 2069 een denkbeeldige historicus deze tijd zal beschrijven. ‘Een vrolijk verhaal wordt het niet,’ voorspelt hij.
Woeste rit
Die twintig jaar waren inderdaad een woeste rit, vooral na de crisis van 2008. Economische crisis, eurocrisis, vluchtelingencrisis, terroristische aanslagen, Oekraïne, Brexit, populisme, het leek niet op te houden.
Aan de andere kant: de EU, dat haat-liefde project, hield stand, ondanks één vertrekkend land. Er ontstond zelfs iets van een Europees ‘koffiehuis’ met een permanent debat, noteert Mak.
Grote oorlogen op het continent werden vermeden, hoewel het aan de randen van Rusland rommelde. De burgeroorlog die jihadisten en extremisten voorzagen of poogden te provoceren, kwam er ook niet. Zelfs de euro bleef overeind. (Dat laatste was misschien iets minder verwonderlijk dan velen dachten.) Mak weet het gevoel van crisis mooi te treffen. Iedere top leek het einde te kunnen brengen, of toch op zijn minst het begin van het einde, van de euro, van Schengen, van weet ik wat.
Europa is een schitterend continent, schrijft Geert Mak, hoewel het wat merkwaardig is om ‘het licht’ dat op een maartse dag over de heuvels van Thüringen strijkt als belangrijk bewijs daarvoor aan te voeren. En zelfs in 2019 met tevreden mensen. Maar daarna gaat het snel door over de onvrede.
Nu zijn vermeden rampen niet iets om euforisch over te worden. Het contrast is vooral groot met het triomfalisme dat had geheerst na de val van de Muur. Zonder de ‘grote verwachtingen’ heeft Europa misschien nog een redelijke prestatie neergezet. Het is ook een tegenwicht tegen al die mensen die denken dat alles maar beter gaat, dat we in een tijd van ontegenzeggelijke vooruitgang leven.
Apocalyptisch
Mak is meer een beschrijver dan een analyticus. Er staan mooie stukken waarin hij Europese burgers aan het woord laat en hun microgeschiedenis de macrogeschiedenis doorkruist: een bankier, een vluchteling, een stel uit Griekenland. Voor de analyse leunt hij, vaak met recht, op schrijvers en denkers als Timothy Garton Ash, Luuk van Middelaar, Misha Gessen en Pankaj Mishra.
Zelf gaat hij op reis, van Kirkeness in het noorden, tot de eilanden in de Griekse zeeën, waar de vluchtelingen gestrand zijn. Dat levert aardige reportages op, al maakt het soms een wat toevallige indruk. Met enige regelmaat vertelt Geert Mak dat hij om een of andere reden ergens was, voor een boekpresentatie bijvoorbeeld, en dan heeft hij toch weer een aardig detail opgepikt.
De verteltoon, met verzuchtingen als ‘Ach, iedereen had zijn eigen herinneringen aan die nacht.’ – moet je aanspreken. Soms lijken alleen de woorden van de zwaarste categorie mee te mogen doen. Een lastig probleem is ‘een duivelse spiraal’. Het beeld van voor het vuurwerk vluchtende zwanen in een Amsterdamse gracht tijdens een jaarwisseling was ‘vreemd, apocalyptisch’ en blijkbaar een voorbode van de beurscrash van 2008.
Klaagzang
Bij iedere geschiedenis die zo dicht op het heden zit, vraag je je af die een beschrijving is van een tijdperk, van de tijdgeest, of een deel daarvan. Bij dit boek overheerst het laatste. Het is een klaagzang over het schitterende Europa geworden. De persoonlijke toon, de verontwaardiging, emoties en fascinaties getuigen niet van afstand, maar van betrokkenheid. Beschrijft hij de sombere stemming of verwoordt hij die? Mak doet beide, waardoor het onderscheid bijna niet meer te maken is.
Dat Geert Mak vooruitgrijpt naar die denkbeeldige historicus uit 2069 onderstreept dat nog eens. Zelf heeft hij die afstand niet kunnen scheppen.
Die nauwe betrokkenheid is niet erg, en zelfs een belangrijk deel van de charme van dit werk. Pagina’s lang gaat hij tekeer tegen de Brexit en over Trump schrijft hij (te) uitgebreid. Net als dat andere grote Nederlandse boek over Europa, Grand Hotel Europa, overheerst het gevoel van verlies. Dit boek zit op de huid van de tijd, maar maakt van die afgelopen twintig jaar nog geen geschiedenis.
Geen reacties