De doemdenkers hebben ongelijk. Het gaat uitstekend met de wereld en dat komt door de Verlichting. Alle problemen zijn oplosbaar, mits de juiste dosis rede en wetenschap wordt toegepast. Honderden feiten en ontwikkelingen bewijzen dat, van de toename van de levensduur van mensen tot de afname van misdaad. De kans is groot dat deze vooruitgang zich voortzet, al zijn er tal van malloten die zich er tegen verzetten.
Dat is de strekking van het nieuwe boek van psycholoog Steven Pinker. Enlightenment Now is de vurige verdediging van wat Pinker ziet als de Verlichting. Het is een ambitieus en ideologisch werk, dat zich uitstrekt over een zeer breed scala van onderwerpen: van de bestrijding van besmettelijke ziektes tot een frontale aanval op Friedrich Nietzsche. Soms is het zakelijk, soms diepgravend, maar het is ook regelmatig oppervlakkig, emotioneel en soms bijna kinderachtig pesterig.
Verlichting
Al het goede begon in de historische periode van de Verlichting. Toen bedachten de Verlichtingdenkers dat mensen de rede moeten gebruiken om de wereld te leren kennen en beheersen. Met dat inzicht maakten ze een einde aan allerlei mythes, over hekserij en monsters, alchemie en veel meer. Wetenschappelijke methodes kwamen daarvoor in de plaats. Ze ontwikkelden het humanisme, omdat ze achtervolgd werden door de herinnering aan kruistochten en inquisitie, de uitwassen van religie. Het humanisme betekent dat we uiteindelijk de hele mensheid als gelijken zullen omarmen. Dit alles is en leidt tot vooruitgang.
In vogelvlucht leidt Pinker de lezer door de Verlichting. Hij presenteert daarvan een erg gladde geschiedenis en gaat niet in op de grote verschillen tussen de denkers uit die tijd of op hun voorlopers. Hij beschrijft vooral hun overeenkomsten. Pinker heeft niet de behoefte die periode te problematiseren. Daarmee ontstaat een ideaalbeeld, waar een groot deel van zijn latere betoog op rust. Dat moet stevig staan en mag niet te veel nuances bevatten.
Data
Het grootste deel van zijn boek is gewijd aan het vastleggen van ontwikkelingen op allerlei gebied: van de levensverwachting, welvaart, voedselvoorziening, ziekte, misdaad, oorlog, het milieu, veiligheid, democratie tot geluk. In veertien (!) hoofdstukken laat Pinker zien dat de toestand meetbaar verbetert. In vogelvlucht een paar observaties: Mensen worden tegenwoordig gemiddeld 71 jaar oud. Hongersnoden komen nog amper voor. Extreme armoede neemt af. Veel ziektes zijn nu goed te bestrijden of te voorkomen. Er is minder oorlog, (het onderwerp van een van zijn eerdere boeken). Terrorisme is een marginaal verschijnsel. Het aantal democratieën neemt toe. (Dit deel lijkt erg op het wat beknoptere Vooruitgang van Johan Norberg)
De situatie is helemaal niet rampzalig, zoals vele onheilsprofeten ons willen doen geloven.
Hun bombardement van onheilstijdingen zorgt er wel voor dat de mensen niet weten hoe goed het gaat. Dat leidt tot een onderschatting van de belangrijke rol van wetenschap in het verbeteren van onze levens, aldus Pinker. Zoals bij het bestrijden van besmettelijke ziektes. Karl Landsteiner heeft een miljard levens gered door de ontdekking van bloedgroepen. Maar wie had van hem gehoord?
Een kenmerkende grafiek in dit deel van het boek ziet er zo uit:
Heel lang gebeurt er (bijna) niets, en dan opeens, zo ongeveer vanaf 1800, schiet de lijn omhoog. Dat geldt voor de groei van de bevolking, de welvaart, de levensverwachting etc.
Die vooruitgang is bijna niet te stoppen. ‘Sommige vormen van sociale verandering lijken echt voortgedreven te worden door een onstuitbare tektonische kracht’, schrijft Pinker.
Geluk
Die verbetering houdt niet op bij de materiële omstandigheden. Mensen zijn ook gelukkiger, stelt Pinker. Maar daar botst hij op een obstakel in zijn betoog. De inwoners van ontwikkelde landen zijn namelijk niet zo gelukkig als ‘ze zouden moeten zijn’ gezien hun materiële toestand. Maar hij stapt hier vrij snel over heen. Die mate van ongeluk is de prijs van de vrijheid, aldus Pinker.
Ook als het gaat om het milieu zijn de problemen oplosbaar. Als de juiste kennis maar wordt toegepast. Het middel tegen klimaatverandering is kernenergie en eventueel geo-engineering. Het is trouwens een misverstand te denken dat mensen hulpbronnen nodig hebben. Mensen leven van ideeën. Als de ene grondstof op is, bedenken we iets anders. En soms zelfs eerder. Het stenen tijdperk eindigde toch ook niet omdat de stenen op waren?
Voor de fanatieke milieubeweging heeft hij weinig waardering. Dat zijn bijna nazi’s, die genocidale plannen hebben, omdat ze liever minder mensen op de aarde zien.
Vooruitgangshaters
De milieubeweging is maar een van de vele tegenstanders van Pinker. Terwijl hij de deugden van de rede bepleit, kent hij weinig redelijkheid als hij ten strijde trekt tegen alle ‘progressofoben’. En nog minder nuance of echte interesse in hun opvattingen. Een greep uit zijn kritiek: Intellectuelen haten vooruitgang, zeker progressieve intellectuelen, journalisten hebben alleen maar oog voor slecht nieuws, gelovigen hechten meer waarde aan het leven in het hiernamaals dan hier op aarde.
En dan is er de grootste boosdoener van allemaal: Friedrich Nietzsche. Hij was voorloper en inspirator van onder andere het nationaal-socialisme en het postmodernisme. Ook was hij mede-verantwoordelijk voor de Eerste en de Tweede Wereldoorlog.
Pagina na pagina gaat Pinker tekeer tegen Nietzsche. Maar een diepgravende analyse van diens denkbeelden biedt hij niet. Hij plukt wat citaten uit zijn werken en citeert een overzichtswerk van de filosofie. Pinker fantaseert dan wat hij zou zeggen als hij Nietzsche zou ontmoeten, waarbij hij de rollen zou omdraaien. Hij zou iets zeggen in de trant van: “Ik ben een supermens en ik kan de eeuwige glorie bereiken door jou om te brengen, kleintje. Tenzij je een reden hebt dat ik dat niet zou doen.” Hij zou, kortom, Nietzsche een koekje van eigen deeg geven en daarmee diens filosofie ontmaskeren. Het is beetje genant om te lezen en te citeren. Dit is puberaal en niet serieus te nemen.
En dat is kenmerkend. Pinker vindt het moeilijk of misschien onnodig om kritiek op zijn ideeën serieus te nemen. Iedere tegenstand tegen de rede is per definitie onredelijk, schrijft hij. En Pinker stelt op zich als de woordvoerder van de rede. Iedereen die zich tegen hem keert, is dus onredelijk. Zo wordt de rede een dogma, dat kritiek uitsluit. Maar is kritiek en tegenspraak niet een van de kernwaarden van de Verlichting?
Verongelijkt
Ik heb gelijk, want de feiten wijzen dat uit, schrijft Pinker. Alles wat uitstijgt boven een meetbare werkelijkheid is voor hem verdacht. Of het nu God is, het ecosysteem of een andere waarde die niet in een grafiek te vangen. Die maakt de mensheid ondergeschikt aan een transcedent systeem, stelt Pinker. Dat is een tamelijk beperkt mensbeeld.
Hij zet zich af tegen linkse en rechtse ideologieën, maar ziet niet dat hij zelf ook zwaar ideologisch bezig is. Zijn geloof in vooruitgang, als een natuurkracht, is zelf zwaar geladen met allerlei waarden: kosmopolitisch, liberaal in cultureel en economisch opzicht, technofiel, individualistisch.
Van mijn waarden profiteert iedereen, stelt Pinker. Maar dat vinden vele andere ideologen uiteraard ook.
De verongelijkte toon is ook ongepast omdat het idee van vooruitgang een van de sterkste krachten is geweest in de westerse geschiedenis in de laatste eeuwen. Het is nog steeds een van de belangrijke uitgangspunten. Het idee van gestage groei van de economie is zo sterk dat iedere tegenslag als een crisis wordt ervaren. Het is dus misschien eerder zo dat we teveel dan te weinig in vooruitgang geloven.
Vanzelfsprekend
Eenzelfde bezwaar geldt in grote lijnen voor Pinkers idee dat wetenschap te weinig wordt gewaardeerd. Zeker als het gaat om de daaruit voortvloeiende technologie. Filosofen en intellectuelen mogen hun bedenkingen hebben gehad tegen de radio, film, tv en nu de smartphone, die technologieën hebben wel het openbare en persoonlijke leven zwaar beïnvloed. Ze vonden allemaal een gretig publiek. We kennen de ontdekker van de bloedgroepen niet, dat klopt. Maar dat is meer een teken van de vanzelfsprekende rol van wetenschap en technologie, niet van gebrek aan respect.
Pinker verdedigt de Verlichting als een advocaat in een juryrechtbank. Dat doet hij vol passie, met een omgevallen boekenkast aan bewijsmiddelen en met een offensieve houding tegenover iedereen die het waagt zijn cliënt ‘Verlichting’ van wat dan ook te beschuldigen. De nadelen van deze opstelling komen echter vaak aan het licht: te veel emoties, te defensief, te ongenuanceerd en een te rooskleurig en simplistisch portret van ‘Verlichting’ en daarom toch niet zo overtuigend.
Een reactie
Het einde van de megamachine – Fabian Scheidler - Sargasso