Was het echt nodig dat Geert Mak een Epiloog deed verschijnen bij zijn boekwerk over het Europa van de laatste twintig jaar, Grote verwachtingen? De ingrijpendheid van de corona-epidemie leek daarom te vragen. Werd alles niet opeens anders, ingewikkelder, moeizamer, somberder?
Mak vond van wel. Het einde der tijden leek hem te naderen. ‘Het is alsof een engel uit het boek Openbaringen plotseling is neergedaald en met zijn adem dood en rampspoed over deze aarde blaast: een nieuw virus is opgestaan.’
De ‘zondoorstoofde generaties’ worden nu getroffen. ‘We waren toch onsterfelijk?’ vraagt hij zich af. De observatie dat een samenleving die de zaken nogal onder controle te hebben leek te hebben nu door een crisis getroffen wordt, pent hij in grote woorden neer.
Mak presenteert de lezer vooral een overzicht van wat hij in de kranten heeft gelezen, hij citeert de te verwachten boeken als De pest en Decamarone en een paar hedendaagse studies over plagen en pandemieën. Belangrijke thema’s komen aan bod, zoals de onderschatting in Europa van het virus, de druk op de zorg, de regeringen die op de tast maatregelen namen, de economische gevolgen. Maar er is weinig tot niets bij wat de oplettende nieuwsvolger niet al verschillende keren tot zich heeft kunnen nemen.
Net in als zijn boek richt hij zich tot een denkbeeldige student in 2069. Hij doet dat vaak in de vorm van een ongedefinieerd ‘wij’. Terwijl hij ook, terecht, opmerkt dat de ervaringen met corona voor verschillende groepen nogal verschillend waren.
Coronapessimisten
Mak hoort duidelijk tot de coronapessimisten. Hij citeert een columnist die zegt dat de toekomst niet te voorspellen is, om een alinea verder een ‘gitzwarte horizon’ in het vooruitzicht te stellen. Tienduizenden bedrijven en huishoudens worden ‘in een afgrond geduwd’. Het ‘grootste deel van de culturele sector’ kan de coronaklap ‘onmogelijk’ overleven. Terechte zorgen, maar nu bijna grotesk onder woorden gebracht. Je kunt een ervaring ook te groot maken. Dat gebeurt ook met een stelligheid die weinig aan de verbeelding overlaat.
Welwillend kan je zeggen dat het misschien wat vroeg is voor stellige uitspraken over de gevolgen van de pandemie, waar grote delen van de wereld nu (begin juli 2020) nog in zitten. Ook voor Nederland, waar het verlangen naar business as usual op straat overheerst, weten we niet wat nog komt.
Misbruik
Iets minder welwillend kun je zeggen dat dit boekje een vorm van misbruik van de ambachten waarmee Mak zichzelf afficheert: die van journalist en die van historicus. Wat betreft de journalistiek is het misbruik in een lichte vorm: Mak vat het werk van allerlei journalisten samen, de betreffende stukken staan keurig achterin vermeld. Maar door zelf amper iets toe te voegen, is hij een agregator. Waar hij iets toevoegt, gaat dat soms fout. Zijn analysetje dat minister Wopke Hoekstra zijn harde opstelling rond de coronabonds goed kon gebruiken in zijn strijd om het lijsttrekkerschap van het CDA was al na weken achterhaald.
Met ‘de geschiedenis’ is het een ernstigere zaak. Neem de passage waarin hij schrijft over de Jodenvervolgingen ten tijde van de pest in de 14e eeuw, met duizenden doden. In de volgende alinea gaat het over de discriminatie van Chinezen ‘overal ter wereld.’ Dat zijn toch geen zaken om zo, botweg, naast elkaar te plaatsen, zonder ook de levensgrote verschillen duidelijk te maken?
Zonder duidelijke bronverwijzing stelt hij dat ‘de meeste hedendaagse historici’ deze maanden vergelijken met de zomer van 1914. Maar hoe gaan deze historici om met de nogal evidente verschillen met die tijd? Een pagina later verschijnt de vage frase ‘de geschiedenis leert’. Maar geschiedenis wordt hier vooral gebruikt als lukrake fundamenten onder een wankel bouwwerk. Het is allemaal te algemeen, te vrijblijvend, te gemakkelijk.
Lees ook de besprekingen van de coronaboeken van Slavoj Zizek en Ivan Krastev
Als ik zelf een voorspelling mag doen, zal de student in 2069 dit boekje van Geert Mak niet als het beste uit de tijd van de corona-epidemie zien.
Geen reacties