Grand Hotel Europa – Ilja Leonard Pfeijffer

september 4, 2019

Deze zomer was er op de stranden, de campings, de terrassen, in de hotelkamers, de kroegen, de bergen of andere oorden waar reislustigen zich ophouden niet te ontkomen aan Grand Hotel Europa. De literair onderlegde Nederlandse reiziger (laten we het woord toerist nog even reserveren) kon niet op pad zonder zijn bagage te verzwaren met de baksteen van 547 pagina’s van de langharige schrijver uit Genua.
Ilja Leonard Pfeijffer is voor de lezer van dit werk als de majordomus uit het hotel van de titel, die al op pagina 13 zijn gast met ‘zoveel egards, krullen en arabesken’ tegemoet treedt dat het duidelijk is dat we met ‘een professional te maken’ hebben. Zijn zinnen zijn barokke bouwwerken, waar geen hoekje onversierd is gebleven; zijn personages zijn, ongeacht leeftijd, opleiding of afkomst, eloquente oratoren, die gevraagd en ongevraagd betogen houden waar Demosthenes zich niet voor hoeft te schamen.
Toch maakt de schrijver het de lezer niet al te lastig, zoals het een goede majordomus betaamt : de route die Pfeijffer in deze volumineuze roman volgt is net zo overzichtelijk als de gangen van het vervallen hotel kronkelig en labyrintisch zijn. Om zijn gesneefde liefdesrelatie te verwerken trekt de hoofdpersoon zich terug in het hotel, waarna de herinneringen aan zijn amoureuze periode worden afgewisseld met zijn af en toe bevreemdende belevenissen met het hotelpersoneel en de andere gasten.

Pfeijffer heeft de pagina’s van zijn boek gestoffeerd met de namen en werken van Europa’s grootsten: Alexander de Grote, Paganini, Plato, Vergilius, Titiaan, Tintoretto en bovenal Caravaggio, de schilder-vagebond-moordenaar. Die culturele erfenis is de zich ophopende compost in een tuin die niet meer tot bloei komt, tenzij in de handen van een 13-jarige Chinese violiste. Dit boek is een langgerekt doodsbericht, een grafrede voor een tijd, een cultuur, een beschaving die alleen nog in pretpark-vorm beleefd kan worden, te midden van de horden toeristen die zichzelf pogen te vereeuwigen met hun smartphones op selfiesticks boven hun verbrande gelaten en wanstaltige hoofddeksels. ‘Toerisme vernietigt datgene waartoe het wordt aangetrokken’.

Moord of zelfmoord

Dit is ook het bericht van een moord of zelfmoord. Doen we dit onszelf aan, of doen de anderen het ons aan? We willen zo graag de ander zien als de zondaar, en zelf de onschuld voelen, maar dat valt niet vol te houden. Zelfs de hoofdpersonen in dit boek, de cultureel hoogbegaafde en fijnbesnaarde ik-figuur en zijn muze Clio – de geschiedenis – mengen zich onder de toeristen om een al bijna platgewalst stukje Italië te bezichtigen. Het gevaar zit in geen geval in de migranten, vertegenwoordigd door Abdul, de piccolo van het hotel. Die vereren Europa, zien daarin nog de belofte die het voor de autochtone inwoners niet meer is. De nieuwe barbaren, dat zijn de toeristen. Erger dan de Hunnen of de Visigothen.
Meer dan een zweem cultuurpessimisme stijgt op uit dit boek. Europa zwelgt in nostalgie, maar het verleden verstikt ook. Het oude is dood, maar sterft niet, het nieuwe krijgt geen plaats. Dat is de dubbele tragiek van het continent, van een Avondland zonder ochtendgloren.

Engelse pub

De toekomst is een schim die niet te vatten is, die geen vorm mag en kan krijgen van die al vormen die al over ons zijn uitgestort. ‘Die toekomst voegt alleen maar overvloedige zaken toe’ (75). Er is tegelijk te weinig en te veel respect voor het verleden. Europa is een ‘oud en moe geworden continent dat als een bejaarde voor zich uit staart zonder nog iets van de toekomst te verwachten.’ (101) En de lezer, die zich overwegend op dit continent zal bevinden, is volgens de auteur net als die spreekwoordelijke bejaarde stokdoof, gevoelloos en stekeblind, want Pfeijffer herhaalt zijn boodschap keer op keer, in steeds luidere termen.
Europa’s penvoerder is een schrijver die grossiert in milde beeldspraak, die wel steeds harder roept, maar die niet gehoord wordt. Ja, de lezers smullen ervan, zeker als er weer een sappig kutje wordt gepenetreerd. Maar dan gaan ze gewoon door, die blinde mollen. Tot de Chinezen de boel overnemen, en Europa Europeser maken dan het ooit was. De Engelse pub in het grand hotel, onder leiding van de nieuwe eigenaar Wang, is Engelser dan enig dranklokaal dat je tussen Land’s End en John O’Groats zal aantreffen.
‘Europa is zich bewust van zijn eigen verval’ en dat is deel van zijn identiteit. Vandaar dat de boekenplanken van de nostalgici doorbuigen onder het gewicht van werken als ‘Permafrost’ ‘Het einde van Europa’ , ‘De ondergang van het Avondland’ en ‘Het verval van de beschaving’. Maar, excusez eerwaarde Pfeijffer, moeten wij uw Grand-Hotel Europa in dit rijtje plaatsen? Of toch liever bij de werken van de verlichte geesten die nog een sprankje hoop levend houden? Alleen, ik kan zo gauw niet op hun namen komen.

(Visited 1.218 times, 1 visits today)
Samenvatting
Review Date
Boektitel
Grand-Hotel Europa - Ilja Leonard Pfeijffer
Waardering
41star1star1star1stargray

Geen reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.