Op 1 mei 1989 liep ik in Dresden, toen nog Oost-Duitsland, mee met de jaarlijkse parade ter gelegenheid van de Dag van de Arbeid. Niet dat ik, of één van de andere geschiedenisstudenten met wie ik de DDR bezocht, geloofde in de ideologie van de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands. Daarmee onderscheidden we ons niet van de plaatselijke inwoners, die verplicht de paar honderd meter meeliepen langs het partijkader. De demonstranten gingen vervolgens aan het bier en de worst, de spandoeken die opriepen tot productieverhoging en internationale solidariteit, werden met karretjes naar het beginpunt van de demonstratie vervoerd om door volgende betogers nogmaals langs de partijbonzen gevoerd te worden.
Zo was 1 mei een farce geworden, een toneelstuk dat de schijn van een marxistische staat overeind moest houden. Een paar maanden later viel de Muur, waarmee het einde van de DDR werd ingeluid.
Nu is het moeilijk te bevatten dat we zo lang in die schijnvertoning hebben geloofd. Was de hele Koude Oorlog in feite een misverstand, dat te lang in stand is gehouden? Het overzichtswerk van John Lewis Gaddis, één van de invloedrijkste historici van deze periode, roept die gedachte wel op.
Met zijn laatste boek heeft hij al zijn werk nog eens kort samengevat, op verzoek van studenten die zich afvroegen of de geschiedenis van deze periode niet eens wat beknopter kon worden weergegeven. Gaddis is daar briljant in geslaagd. Hij brengt niet alleen het feitelijke verhaal, hij voegt daar veel interessante observaties aan toe.
De tegenstellingen waren na het einde van de Tweede Wereldoorlog reëel genoeg. De voormalige bondgenoten voelden zich onveilig. Het communisme leek de toekomst te vertegenwoordigen, vooral toen ook China ‘ verloren’ ging. De spanning liep op met crises rond Berlijn, Korea, eilandjes voor de kust van China en raketten op Cuba.
Na enkele decennia van confrontatie tussen het Westen en het sovjet-blok leek het vanzelfsprekend dat de Koude Oorlog eindeloos zou voortduren. Wie was opgegroeid met een verdeeld Europa, de angst voor een kernoorlog, en in een wereld waar de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie overal ter wereld betrokken waren bij al dan niet gewapende conflicten, kon moeilijk van dit beeld afstand nemen. Verzoening met de Sovjet-Unie leek de beste mogelijkheid voor het Westen te zijn.
Het waren volgens Gaddis enkele personen met bijzonder dramatisch talent die deze opvatting uit de wereld hielpen. De voormalige acteur Ronald Reagan, havik en duif tegelijkertijd, paus Johannes Paulus II, ook al een toneelspeler, die voor de inwoners van het Oostblok de mogelijkheid van een andere toekomst belichaamde, maar ook Margaret Thatcher, en uiteraard Michael Gorbatsjov.
Natuurlijk was de Sovjet-Unie vermolmd en feitelijk bankroet. Er was alleen nog even iemand nodig die duidelijk maakte dat het zo was. De oorzaak van het verval was volgens Gaddis dat het socialistische systeem, dat op basis van de marxistische leer meende de toekomst te kennen, niet van het verleden kon leren. Dat in tegenstelling tot het pragmatische kapitalistische systeem, dat zichzelf wel kon aanpassen aan veranderende omstandigheden en dat ook durfde te doen, en daarom de valkuilen die het marxisme voorspelde, wist te vermijden.
Voor het Westen heeft het verloop van de Koude Oorlog dus een in wezen optimistische boodschap. Maar juist tijdens de Koude Oorlog bleek dat ideologie en de angst voor het verlies van prestige ook op de Verenigde Staten een enorme invloed hadden, wat lang niet altijd tot de verstandigste beslissingen leidde. Want de vrees voor het domino-effect, waarbij ‘ het verlies’ van één land aan het communisme tot een onvermijdelijke kettingreactie zou leiden, gaf landen als Zuid-Korea en Zuid-Vietnam een buitensporig grote invloed op de bondgenoot.
Het belang van de Koude Oorlog was voor een belangrijk deel wat níet gebeurde: een grote oorlog tussen de supermachten. De invloed van kernwapens was daarbij doorslaggevend. Want toen beide kampen een groot arsenaal hadden, was het niet zinnig meer een oorlog te beginnen, omdat de uitkomst, totale vernietiging, vaststond.
Gaddis heeft nog een derde boodschap. Tijdens de Koude Oorlog was geleidelijk van een verschuiving sprake. In de eerste decennia speelden belangen van de staat, militaire macht en geopolitiek de hoofdrol. Maar geleidelijk begonnen andere belangen en ideeën door te dringen tot de internationale arena, zoals mensenrechten en democratie.
Een teken daarvoor was het verdrag van Helsinki in 1975, waarbij ook de Sovjet-Unie zich tot het verdedigen van grondrechten bekeerde. Dat gaf dissidenten een aangrijpingspunt om zich tegen censuur en onderdrukking te verzetten.
Ironisch genoeg maakt de Russische regering het de Helsinki Groep, die zich op dit verdrag beroept, juist nú weer moeilijk.
Eerder verschenen in Het Parool
Geen reacties