Sinds de aanslagen van 11 september wordt er veel over gesproken over ‘nieuw’ terrorisme, of zelfs over ‘catastrofaal’ terrorisme. Niet alleen wetenschappers bezigen deze termen. Ook de Nederlandse regering heeft deze overgenomen. Het idee erachter is dat er sprake is van een radicale breuk met het traditionele terrorisme van de jaren zeventig en tachtig. Nu is het niet langer politiek, maar religieus geïnspireerd, niet meer gericht op het ontvoeren of doden van enkele vooraanstaande vertegenwoordigers van de tegenstander, vaak regeringsfunctionarissen, maar heeft het ‘soft targets’ als doelwit uitgekozen. Vanwege deze veranderingen is ook een ander antwoord nodig, is de redenering, een waarin de overheid veel verder gaat dan in het verleden en zich meer richt op het voorkomen van aanslagen.