Volgens sommige simpele visies op de geschiedenis van Europa vond in of kort na de Verlichting de scheiding van kerk en staat plaats. Daarna gingen beiden huns weegs en dat is de basis voor onze liberale, seculiere samenleving. Dat de werkelijkheid iets ingewikkelder in elkaar zit, toont de Britse historicus Michael Burleigh aan in zijn monsterproject over religie en politiek sinds de Franse Revolutie. Religie en politiek hebben elkaar op allerlei manieren beïnvloed. Nadat hij in Aardse machten de periode tussen 1789 en 1914 behandelde, bestrijkt hij in dit deel het tijdperk van de ‘totalitaire politieke religies’: fascisme, communisme en nationaal-socialisme. Met een beeldtaal en jargon ontleend aan het christendom schiepen Mussolini, Lenin en Hitler een geperverteerd visioen van verlossing. Om dat te bereiken was ieder middel vanzelfsprekend gerechtvaardigd en moesten diegenen die deel uit zouden maken van het toekomstig paradijs hun volledige leven in dienst daarvan stellen. Zoniet, dan waren ze ook te vernietigen tegenstanders.