Dit is een zeer actueel en scherp boek over Afghanistan. Het legt haarfijn en met grote betrokkenheid de problemen bloot van het land na de val van de Taliban. Alles is erger dan iedereen altijd al dacht. De onwetenheid en onverschilligheid van de Amerikanen, de machiavellistische politiek van Musharraf en de Pakistaanse inlichtingendienst ISI, de corruptie en uitgekooktheid van de krijgsheren, en de machteloosheid van president Hamid Karzai.
Ondertussen vertelt ze de geschiedenis van het land op beeldende wijze.
De schrijfster van dit boek, Sarah Chayes, was verslaggever voor de National Public Radio en ging in 2001 naar Pakistan om de nasleep van de aanslagen van 11 september te verslaan. Een eerste, misschien wel cruciale beslissing om geen boerka te dragen, maar mannenkleren. Daarmee valt ze niet erg op, en heeft ze een grotere bewegingsvrijheid. Ook door bij een Afghaanse familie in te trekken, toont ze haar eigenzinnigheid. Naast haar bed staat een kalasjnikov.
Zo werd wat begon als een redelijk gewone opdracht, de aanzet tot een geheel ander leven. Chayes werd gegrepen, geobsedeerd door Afghanistan.
Ze rekent af met de journalistiek, waarin toch eigenlijk alleen ruimte is voor verhalen die op een of andere manier al bekend zijn, en besluit haar baan op te geven en zich als directeur van een NGO, Afghans for Civil Society, in te zetten. Haar basis is Kandahar, de stad die altijd de rivaal van Kabul geweest is. Ze is er een uitzonderlijke, zelfs unieke verschijning.
Met veel moeite weet ze de herbouw van een dorp in de buurt van het vliegveld van Kandahar te regelen. De Amerikanen en vooral de gouverneur van Kandahar, Gul Agha Shirzai, zitten haar dwars. Shirzai is door de Amerikanen opgedrongen aan president Karzai.
Steeds meer raakt Chayes verwikkeld in het politieke steekspel. Ze raakt in de ban van, – of wordt ze gewoon verliefd? – op politiecommandant Muhammed Akrem Khakrezwal. Steeds meer komt ze weten over de achtergrond van de politieke verwikkelingen en raakt ze daar zelf bij betrokken.
De Amerikanen laten in 2001-2002 de kans om echte veranderingen te forceren lopen. Simpelweg omdat er geen idee, geen plan is. De militairen willen wel wat doen, maar ze weten niet goed wat. Diplomaten blijven twee, drie weken in het land, gaan dan weer weg. Er is geen verkeerd beleid, er is gewoon geen beleid.
In februari 2002 werd Irak al belangrijk, ruim een jaar voor de oorlog.
Chayes komt ook met een nogal ontnuchterende analyse van de fouten van het westen. Die willen in Afghanistan instituties opbouwen: bestuur, politie, rechtspraak. Maar de Afghanen zijn niet gewend om in instituties te vertrouwen zoals de Amerikanen (voorbeeld: de Amerikaanse kiezers accepteerden zonder noemenswaardig morren de uitslag van de verkiezingen in 2000, vastgesteld door het Supreme Court). In Afghanistan betekent het uitoefenen van een ambt niet het loslaten van banden met allerlei andere loyaliteiten, maar het actief bevoordelen daarvan. Wie zich politie mag noemen, verwerft het recht om een touwtje over de weg te spannen, en iedereen die langs komt geld af te persen. Daar zijn slechts enkele uitzonderingen op. Ook Nederland benadrukt in Oeroezgan steeds dat de Afghaanse instituties moeten worden opgebouwd. Met de waarschuwingen van Chayes in het achterhoofd is het de grote vraag of het gaat werken. Chayes mengt met groot gemak heden en verleden. Uit de komst van de islam, die in Afghanistan lange tijd kostte en met veel tegenslagen gepaard ging, haalt ze de enige manier om na conflicten een land op te bouwen: door stapje voor stapje de veroverde grond te leren kennen, er een veilig gebied van te maken, en er belasting te heffen.
Van journalist wordt ze hulpverlener, van hulpverlener wordt ze politica. Ze gaat zich steeds actiever bemoeien met de verhoudingen en gaat ijveren voor het ontslag van Gul Shirzai. Ze vermoedt, weet eigenlijk zeker dat hij samenwerkt met Pakistan en dat hij zijn eigen belangen behartigt en niet die van de bevolking of de centrale regering. Maar dat lukt haar niet. Shrizai wordt gepromoveerd, Akrem wordt ontslagen, hoewel hij later tot politiechef van Mazar-i-Sharif en zelfs van Kaboel wordt bevorderd.Als Akrem bij een bomaanslag in Kandahar wordt gedood, gaat Chayes op onderzoek uit. Ze wil achterhalen wie er achter zit, en legt zich niet neer bij de verklaring dat hij het slachtoffer is van een zelfmoordaanslag. Dat verhaal weet ze te ontzenuwen. Ze denkt, weet eigenlijk wel zeker, dat Pakistan er achter zit, maar legt daarvoor niet echt veel bewijs bloot.Dat ze vervolgens beweert dat Akrem de enige man was die Afghanistan kon redden, klinkt een beetje hysterisch. Het is één van de weinige keren dat de emoties met haar op de loop gaan.
Chayes leeft er nog steeds en leidt er nu een bedrijf dat zeep maakt met ingrediënten van lokale boerderijen, zoals rozen en granaatappelen, die in de Verenigde Staten en Canada wordt verkocht.
Waardering:
Sarah Chayes, The Punishment of Virtue – Inside Afghanistan after the taliban
PS: Dit boek is inmiddels in Nederlandse vertaling verschenen bij Meulenhoff.
Op 1 september 2007 verscheen onderstaand interview in Het Parool
– ——-
Addie Schulte
Haar ogen blinken, uit haar mond komt een spraakwaterval en een gebrek aan angst koppelt ze aan een vrijwel ongelimiteerd vertrouwen in eigen kwaliteiten. Of het nu de president van Afghanistan is of de regionale commandant van de Navo, zij zal ze vertellen wat ze moeten doen. En ze luisteren ook nog. Tenminste, soms.
In Kandahar richtte ze een zeepfabriek op. Uit plaatselijke ingredi-enten maakt ze met elf werknemers zeepjes voor de export. Deze week was ze in Amsterdam voor de promotie van haar vertaalde boek.
Hoe gaat het met de zeephandel?
"Fantastisch. Het is alsof ik in twee werelden leef. Buiten is het hel en verdoemenis, en op onze kleine plek gaat het allemaal prima. Onze coöperatie Arghand is heel klein, dus het is een beetje beschamend om er zo opgetogen over te doen. Onze producten zijn in vijftien winkels te koop in de Verenigde Staten en Canada. Ik ben drie weken weg en ze zijn nu al gedeeltelijk uitverkocht. We dekken nu alle Afghaanse onkosten, zoals de grondstoffen en de lonen van de Afghaanse medewerkers. Maar om ook mijn salaris en dat van een andere buitenlander te betalen, moeten we de omzet verdubbelen. Dit is een zwaar getraumatiseerde samenleving, maar door dit te doen, al is het op deze kleine schaal, leer ik heel veel."
Een Nederlands bedrijf laat saffraan verbouwen in Oeroezgan.
"Prima idee. Er zijn goede producten uit het zuiden van Afghanistan: amandelen, granaatappelen, de beste druiven. Je hoeft geen nieuwe producten te introduceren. De beste manier om te helpen, is de afzet te garanderen. Biologische amandelen zijn ontzettend veel waard."
Bent u nu zakenvrouw of hulpverlener?
"Ik ben geen hulpverlener, maar ook geen rechtlijnige kapitalist. De missie van Arghand is om Afghanistan te verbeteren, niet in de eerste plaats om geld te verdienen. Ik ben ook steeds meer bezig met het adviseren van buitenlanders, vooral de militairen. Mijn bemoeienis met het Afghaanse leiderschap, die ik in het boek heb beschreven, is afgenomen. Dat heb ik opgegeven. Ik heb daar geen invloed."
"Ik denk nu dat mijn beste rol is de militairen ervan te overtuigen dat er een betere regering en overheid moet komen. Daar is een breed gedragen inspanning voor nodig. De beste manier waarop ik kan bijdragen, is de internationale gemeenschap ervan te overtuigen dat de huidige situatie het slagveld verpest. Als een gouverneur door zijn beleid ervoor zorgt dat er drie nieuwe Talibanstrijders komen voor iedere die gedood wordt, lijd je netto verlies."
"Ik ben het niet eens met de tegenstelling die er altijd wordt gemaakt tussen wederopbouw en vechten. Want bestuur wordt er altijd buitengelaten. Als je een school opbouwt en de onderwijsminister is corrupt, heeft het geen zin."
Hoe slecht is het met de corruptie?
"Onbeschrijfelijk. Je kunt geen enkele transactie met de overheid aangaan zonder ermee geconfronteerd te worden. Als ik zaken bestel uit het buitenland, moet ik connecties aanspreken om geen steekpenningen te hoeven betalen. Er is een systeem waarbij tussenpersonen de zaken afhandelen. Die betalen de functionarissen. Je koopt dus niet direct de douane om. Ik weiger dat, dus werden mijn goederen in beslag genomen. Ik moest naar de gouverneur met het hoofd van de fraudebestrijding van de politie. Ik wilde het systeem opblazen, maar wat er gebeurde, was dat mijn probleem werd opgelost, zodat ik mijn kop zou houden."
"Functionarissen verdienen geld door ervoor te zorgen dat opiumtransporten met rust worden gelaten. Ze kopen of verkopen het dus niet zelf. Bestuurders zorgen ervoor dat alleen velden vernietigd worden van diegenen die niet honderdduizend dollar betalen. Dat gebeurde dit jaar in Oeroezgan. Er was er een plan gericht tegen een papaverproductie waarvan een deel van de opbrengst waarschijnlijk naar de Taliban gaat. Op de dag dat het zou gebeuren, werd de actie afgeleid naar een ander gebied. Dit was een door de Nederlanders gesteunde actie, met een door de Nederlanders uitgezocht doel. De gouverneur of de provinciale politiechef was omgekocht."
De Nederlanders weten dat ook.
"Ja. Maar wat kunnen ze doen? De Nederlanders gaan niet met tractors over die velden rijden. Het was een gezamenlijke operatie met de Afghaanse politie. Er is ook het idee dat we het samen met de Afghanen moeten doen. Dat is ook een misvatting. Wij, de Amerikanen, hebben criminelen in de regering gezet. En nu zeggen we: de regering moet de criminelen bestrijden."
"Eind 2001 zeiden de Afghanen: één ding dat niet moet gebeuren, is dat de krijgsheren terugkomen. Maar ze kwamen terug en we hebben ze bewapend en betaald. En nu leunen we achterover en zeggen: het is de taak van de Afghaanse regering."
Maar hier zegt de regering: Afghanistan is een democratie.
"Wat voor democratie? De verkiezing van de president was redelijk eerlijk. Maar alle andere bestuurders zijn benoemd. Afghanen hebben daar geen invloed op. De parlementsverkiezingen waren een schandaal. Kandidaten konden een extra nul kopen. Dus in plaats van 57 stemmen hadden ze dan 570 stemmen."
De Isaf-missie zegt steeds: we zijn hier om de Afghaanse overheid te steunen en te verbeteren.
"Ik besef nu dat de krijgsheren er niet uitgegooid worden. Dus nu moeten we iets veel moeilijkers doen. Je moet met ze werken, in een strikte en strenge zin. En het kan. Ik heb het gedaan met de gouverneur van Kandahar. Er was landelijk afgesproken dat ondernemers land konden kopen voor een vastgestelde prijs. Maar in Kandahar kregen ze het niet voor het dubbele van de prijs. Ik heb de gouverneur overgehaald om het land te verkopen. Maar wie ben ik? Dat moeten de militairen doen."
En doen ze dat ook?
"De Nederlandse commandant Ton van Loon en zijn politiek adviseur Scheltema (tussen november 2006 en april 2007 had Nederland het commando over Isaf in Zuid-Afghanistan, red.) waren de besten. Ze spraken met stamoudsten, omdat die toch representatief zijn. Maar het was niet alleen maar het zoeken van consensus. Dat doet president Karzai. Daarmee schept hij gelegenheid voor misdaad. Van Loon en Scheltema stelden ook grenzen. Nu is er een Britse commandant met een traditionelere militaire aanpak. Hij straalt uit dat hij praten niet belangrijk vindt."
Hoe gaat het werken, steeds een andere aanpak?
"Dat gaat niet werken. Het is niet te winnen binnen de beperkingen die we onszelf hebben opgelegd. Maar als we die wegnemen, is het absoluut te winnen. Ik had gehoopt dat Van Loon en Scheltema twee jaar zouden blijven. Dan was de strijd binnen die tijd te winnen. Zeker als ze de richting die ze hadden ingeslagen, hadden benadrukt."
"Het is mogelijk om dingen te veranderen. Het lukte mij zelfs, niet gesteund door een enkel geweer. Gewoon bij de gouverneur zitten en zeggen wat er moet gebeuren. Ik klink misschien erg zelfverzekerd. Maar er is een vacuüm en daar stap ik in. Toch is het een verloren zaak als er geen mensen met veel sterren op hun schouders deze benadering steunen. Want de houding: we laten het aan de Afghanen over, heeft gefaald."
Wat kunnen de gewone Afghanen doen?
"Voor de bevolking is er geen alternatief. Die ziet twee partijen: de overheid en de Taliban. Niemand staat aan de kant van de bevolking. Er is een beetje opbouw, maar het meeste gaat via corrupte kanalen. Ze weten hoe weinig ze zien van het totale bedrag dat aan de missie in Afghanistan wordt besteed. Ze kunnen ook niet de kant van de westerse militairen kiezen."
"Eén van de leden van mijn coöperatie heeft twee broers in het Zhari-district, een gebied waar zwaar is gevochten. Hun dorp is loyaal aan de regering, vanwege stamverbanden. De twee aangrenzende dorpen zijn in handen van de Taliban. De Taliban zijn vastbesloten dit jaar dat dorp in te nemen. Wat ze deden was een man doden, zijn hoofd afhakken en hem in het dorp ophangen met een briefje. Iedereen die het lichaam binnen drie dagen zou begraven, zou hetzelfde lot treffen. Toen lieten ze weten dat twaalf mensen die nauwe banden met de regering hebben, vermoord zouden worden."
"Ik weet niet wat sindsdien gebeurd is, omdat ik weg ben gegaan. Als ze mensen vragen de kant van de militairen te kiezen, wat doen ze dan om die te beschermen? Ze blijven zelf niet in de dorpen, en de Afghaanse politie of leger hebben niet de capaciteit om die mensen te beschermen."
Waarom leren ze daar niet van?
"Dat vraag ik me ook af. Voor een groot deel is dat onverklaarbaar. Voor deze lichting van het zuidelijk commando van Isaf heb ik een kaart van alle stammen gemaakt, met kleuren voor de mate waarin ze vriendelijk of onvriendelijk tegenover de regering staan."
Dat zouden ze toch moeten hebben?
"Ik moet dat soort informatie na zes jaar nog steeds geven! Wat ze hadden, kwam van Google. Heeft geen van hun voorgangers iets doorgegeven? Hoe kunnen landen die zo rijk, zijn zo slecht zijn in het overdragen van kennis?"
Met uw waardering voor de Nederlandse houding lijkt me logisch dat u vindt dat we moeten blijven.
"Inderdaad, jullie moeten blijven. "
Hoe kunt u zo'n rol spelen in Afghanistan?
"En in leven blijven? Ik denk dat ik een beetje geaccepteerd word omdat ik een spreekbuis ben, een belangenbehartiger. Toen ik de strijd aanbond met de eerste gouverneur van Kandahar, wist ik dat hij werd afgewezen door de bevolking. Mensen schudden mij op straat de hand. Ik lijk dapper, maar ben vooral onwetend. Bedreigingen waren alleen maar pogingen om mij te intimideren."
"Maar ik leef nog vanwege één specifieke reden. Veel hulpverleners denken dat hoe meer afstand ze nemen van de Amerikanen, hoe veiliger ze zijn. Maar er zijn geen Amerikaanse burgers gedood. Er zijn Italianen, Fransen en Duitsers ontvoerd. Ik leef zonder lijfwacht, zonder prikkeldraad, iedereen weet waar mijn huis is. Als dit een ideologische opstand was, zou ik niet overleven. Er is een invasie vanuit Pakistan door huursoldaten, met instemming van president Musharraf. Ze doden me niet omdat Pakistan een miljard dollar per jaar krijgt van de VS. Als Amerikaanse of Britse burgers sneuvelen, kan het beleid ten aanzien van Pakistan veranderen. Mijn overleven is het beste bewijs dat mijn analyse van het conflict juist is."
Geen reacties