In de afgelopen acht jaar hebben vier of misschien vijf populistische partijen de aanval geopend op het politieke establishment: Leefbaar Nederland, de LPF, Trots op Nederland, de Partij voor de Vrijheid en – twijfelgeval – SP. Er is nog één geduchte tegenstander over. De opkomst van het populisme is het onderwerp van een toegangelijk boek van historicus Maarten van Rossem en een hoofdstuk in het meer academische boek van Henk te Velde over politieke tradities in Nederland. Populisme is een stijl die politieke bewegingen kunnen gebruiken, leren we uit deze boeken. Essentieel is verzet tegen de heersende politieke cultuur. Van Rossem noemt dat ‘systeemvijandig’. En vaak komt daar de nadruk bij op een (vermeende) identiteit, wat gepaard kan gaan met het afzetten tegen een bevolkingsgroep.
Het moet weer leuk worden om links te stemmen. Dat is het doel van Joost Zwagerman met zijn vrijdag te verschijnen pamflet De schaamte voor links. Want mensen die nog links stemmen, doen dat met schaamte. Als bewijs voor zijn stelling haalt hij een stuk van Remco Campert uit 2002 aan. Dat is wat mager als bewijsvoering. Maar ook zonder cijfers of enige andere onderbouwing komt het verschijnsel niet onbekend voor. Of het bij andere partijen niet even groot is ('toch maar Balkenende', zullen heel wat rechtse stemmers bij de laatste verkiezingen hebben gedacht) blijft onbeschreven.
Na de opkomst van Pim Fortuyn was het linkse zelfbeklag niet van de lucht. Links was ‘ leeg’ en had geen antwoord op de neoconservatieve revolte, die na de dood van Fortuyn werd voortgezet door schrijvers, denkers en politici als Leon de Winter, Paul Cliteur, Bart Jan Spruyt en Ayaan Hirsi Ali. Rechts domineerde, links hing knock-out in de touwen. Het beste wat links kon doen, was het eigen programma inruilen voor verwaterde versies van het liberale en fortuynistische denken.
Dappere poging om de Fortuyn-revolte te beschrijven en verklaren. Ontwikkelt een eigen schema rond revoltes, en gebruikt dat vervolgens als verklaring.