Voor het echte bos moet je niet in Nederland zijn, dat is algemeen bekend. Socioloog Herman Vuijsje onderwierp dit cliché aan een grondig experiment. Hij liep tien dagen door het Nederlandse bos, over de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. En het viel alleszins mee, zijn zoektocht naar Waldruh. Vuijsje is geen kenner van het bos, daar komt hij in de inleiding rond vooruit. Hij is ook geen lyrische natuurschrijver die gedetailleerde beschrijvingen geeft van ontluikende knoppen, hamerende spechten en blozende bladeren. Het gaat hem om ‘horen, zien en voelen’ en een beetje overpeinzen. Die overpeinzingen beginnen met het idee dat het nostalgische ‘bosverlangen’ draait om geborgenheid en bescherming. Hij verwijst ook een paar keer naar zijn jeugdherinneringen, toen hij met zijn ouders ‘een ommetje’ ging maken langs een oude beukenlaan. Dat vond hij toen verschrikkelijk, bijna een mensenleven later vindt hij dezelfde plek prachtig. Zijn zorgvuldig uitgestippelde route (die alleen in grote lijnen in het boek staat) houdt hem zoveel mogelijk weg van snelwegen, distributiecentra en megastallen. Militaire terreinen zijn lastiger te omzeilen. Andere wandelaars zijn er nauwelijks, een ervaring die veel mensen zullen delen die zich iets verder van horeca en parkeerplaatsen begeven. Vuijsje citeert veel, uit oudere reisbeschrijvingen,…