Opnieuw beginnen, daar ligt de hoop van de mens in deze ‘donkere tijden’. Met intuïtie, creativiteit, inlevingsvermogen, liefde en sensitiviteit kan de mens de melancholie die nu collectief en individueel woekert tegengaan.
In een tamelijk somber essay van filosoof Joke Hermsen, geschreven voor de Maand van de Filosofie, is dat het hoopvolle slot (sorry voor de spoiler). Ze analyseert in iets minder dan 150 pagina’s de melancholie, die half-sombere, half-opgewekte stemming. Zij kan negatief uitslaan, en dan uitmonden in lethargie, maar ze kan ook positieve gevolgen krijgen en zorgen voor creatieve inspiratie.
Door de eeuwen heeft de melancholie een wisselvallige reputatie gekend. Bij de Grieken werd de melancholie (letterlijk: zwarte gal) omarmd, in de Middeleeuwen werd ze verguisd want ze leidde tot ledigheid. in de renaissance werd ze herontdekt en in de kapitalistische samenleving weer in de ban gedaan want in strijd met het vrolijke consumeren en produceren. Melancholie wordt nu vooral gediagnosticeerd als depressie en bestreden met pillen in plaats van met kunst en liefde, zoals Hermsen liever zou zien.
Gemeenschap
Hermsen is, net als bijvoorbeeld Bas Heijne in Staat van Nederland, overtuigd van het ontbreken van verbanden in de huidige samenleving. Dat draagt bij aan de huidige tijdgeest: we verkeren in ‘een morele depressie’. Die uit zich in onrust, ontevredenheid, onbehagen, angst, nostalgie, vervreemding, fatigue. Die gevoelens gaan verder dan onzekerheid over de economie of zorgen over migratie of klimaatverandering. Populistische politici buiten de angsten voor veranderingen uit, maar op de achtergrond is het neoliberale kapitalisme de drijvende kracht achter veel van de ontevredenheid, ‘omdat deze nu eenmaal de beste afzetmarkt garandeert’. En de gemeenschap brokkelt af omdat die voor de markt niet interessant is.
Nu lijkt het alsof Melancholie van de onrust een antikapitalistisch pamflet is. Dat is het in ieder geval niet alleen, hoewel de neoliberale boeman op cruciale momenten wel opduikt. Maar Hermsen graaft verder. Aan de hand van denkers als Ernst Bloch, Lou Salomé maar vooral Hannah Arendt wordt de lezer langs diverse stadia van de melancholie in maatschappij en psyche geleid.
Arendt (die in de 150 pagina’s zeker 45 keer wordt geciteerd!) ziet het steeds weer opnieuw beginnen als een wezenskenmerk van de mens. Maar als mensen die mogelijkheid niet meer zien, geen beloftevolle toekomst meer zien, dan wordt het vastklampen aan wat je hebt. En dat is nu gaande.
Met melancholie als uitgangspunt maakt Hermens een indringende analyse van de tegenwoordige tijd. Maar die melancholie dekt toch niet de woede die in veel gevallen ook te bespeuren en die de leidraad is in de analyse van Pankaj Mishra. Melancholie heeft iets passiefs, terwijl het sentiment bij de mensen die verlies voelen nu vaak assertiever is, ook wel agressief en soms gewelddadig.
Radendemocratie
Met haar oplossingen heb ik meer problemen. Er moeten nieuwe verbanden komen, en dat is volgens Hermsen ‘ook een zaak van de politiek’. Maar zijn van bovenaf gecreëerde verbanden daartoe wel in staat? En schept de overheid niet al genoeg banden? Van de band door de leerplicht, de plicht om belasting te betalen en nog veel meer.
Hermsen oppert, weer in navolging van Arendt, het idee van radendemocratie. Zo waren de raden in de Franse, Russische en Hongaarse revoluties ‘oases in de woestijn’. Deze oases waren wel vrij snel uitgedroogd. Ze hielden geen stand tegen de sterkere krachten van de Jacobijnen, bolsjewieken en sovjets.
Hermsen sluit zich aan bij het pleidooi van David van Reybrouck voor het loten van vertegenwoordigers. Maar Tom van der Meer heeft in zijn pamflet Niet de kiezer is gek laten zien dat het geen oplossing is voor het gebrek aan vertegenwoordiging van lageropgeleiden. Ze schrijft dat de democratische samenleving leeft bij de gratie van deelname van alle groepen. Maar even verderop stelt ze dat we ‘de gretigheid’ waarmee de multiculturele samenleving failliet wordt verklaard moeten wantrouwen. “Die is immers een gegeven,” om vervolgens enkele voordelen op te sommen. Maar met dat wantrouwen en het bij voorbaat vastleggen van ‘gegeven’ zaken wordt een afwijkend geluid bij voorbaat van het debat uitgesloten.
Labels
Hermsen wil minder aandacht voor de labels waarmee we onszelf en anderen volhangen, labels met daarop de identiteit van geslacht, religieuze overtuiging of seksuele geaardheid. Die maken ons minder mens. Met hun nadruk op ‘wat’ mensen zijn, leiden ze de aandacht af van ‘wie’ ze zijn. Dat is een mooi streven, hoewel een probleem nu juist is dat die labels zo belangrijk worden geacht. Misschien is het plakken van labels wel erg menselijk.
Ze wil met een hoopvolle boodschap afsluiten. “De betere toekomst ligt (…) niet heel ver weg van ons,” stelt ze. Daarmee blijft Hermsen een optimist, al is te merken dat het moeite kost. Een betere toekomst is in ieder geval niet meer vanzelfsprekend, je moet er wat voor doen.
Geen reacties