De evolutie van de oorlog – Martin van Creveld

mei 29, 2007

creveld_evolutieVolgens de bekende militair historicus Martin van Creveld valt de geschiedenis van de oorlog in de twintigste eeuw in twee delen uiteen: voor en na 6 augustus 1945, toen de Amerikanen een atoombom op Hiroshima lieten vallen. In dit boek van Van Creveld is ook een breuk aan te treffen: tot hij bij die datum komt is de beschrijving van de ontwikkelingen vrij conventioneel,  om daarna als een echte guerillastrijder te verrassen met onverhoedse, boude en provocerende uitspraken.

Misschien is dat om Van Creveld vooral wil verklaren waarom conventionele strijdkrachten zo vaak falen in hun strijd tegen minder georganiseerde en zwakkere strijders, of die nu partizanen, vrijheidsstrijders, opstandelingen of terroristen worden genoemd. Het zijn de best getrainde, uitgeruste en machtigste legers die dit overkomt: van Vietnam tot Tsjetjenië, van Nederlands-Indië tot Algerije, van de intifada tot de opstand in Irak.

Tot 1945 was oorlog vooral de onderlinge strijd tussen grote machten. Andere militaire confrontaties waren van minder belang. En gedurende de eerste helft van de eeuw bleef het rijtje van grootmachten nagenoeg ongewijzigd: Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, de Verenigde Staten, Rusland (de Sovjet-unie), Japan en Italië. Alleen Oostenrijk-Hongarije verdween, (net als het Ottomaanse rijk, dat Van Creveld nauwelijks noemt). Oorlog was het gevolg van competitie tussen deze staten, een rivaliteit die terugging tot minstens de achttiende eeuw.

De meest opmerkelijke stelling uit het eerste deel is de nadruk op de continuïteit tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog (en voor een deel zelfs daarna). Beide Wereldoorlogen waren uiteindelijk uitputtingsslagen die niet werden beslist met enkele veldslagen (publicaties of documentaires met titels als the decisive battles zijn misleidend). Binnen het militaire establishment en onder militaire denkers is er steeds het verlangen geweest naar de mogelijkheid om weer met snelle campagnes oorlogen te kunnen beslissen. Vooral na de slachting van de Eerste Wereldoorlog was dat idee begrijpelijk.

Maar in het interbellum (de ‘twintigjarige wapenstilstand) was de voormalige militair bevelhebber Erich Ludendorff eigenlijk de meest vooruitziende denker, schrijft Van Creveld. Hij voorzag een oorlog waarbij alle hulpbronnen, militair of civiel, zouden worden ingezet. Daarvoor was een totale mobilisatie nodig, en een uitschakeling van de binnenlandse politiek. Oorlog was niet meer de voortzetting van politiek, zoals de uitspraak van Von Clausewitz luidde, maar zou die volledig overschaduwen.

Met de Blitzkrieg leek de aard van de oorlog inderdaad te veranderen. Voor de spectaculaire overwinningen van de Wehrmacht heeft Van Creveld geen alomvattende verklaring. Het was een combinatie van verrassing, goede samenwerking van de diverse krijgsmachtsdelen aan Duitse kant en incompententie van de Fransen en Sovjets.
Uiteindelijk brachten de zege’s van 1939-1941 het Derde Rijk wel een enorme gebiedsuitbreiding, maar niet de overwinning. Daarop brak een gigantische vernietigings- en uitputtingsslag los, die uiteindelijk werd gewonnen door de kant die de meeste middelen kon inzetten.

Tegen de opvattingen in die de laatste jaren lijken te overheersen, verdedigt Van Creveld de ‘strategische bombardementen’ op Duitse steden en industrie. Daardoor verloor Duitsland 14 procent van zijn wapenproductie, en de bombardementen dwongen de Luftwaffe tot grote inspanningen om het vaderland te verdedigigen. Ook opvallend is zijn kritiek op de westerse opmars na de invasie van Normandië. Wat opperbevelhebber Eisenhower de ´crusade in Europe´noemde, was in feite ‘heavy-handed and slow’.

De wereldoorlogen waren dus oorlogen waarin staten niet alleen hun strijdmachten, maar ook economiën en hele bevolkingen in de waagschaal legden om de strijd aan te gaan. Het toppunt daarvan waren de strategische bombardementen, met als culminatie de atoombom. Die veranderde de oorlogvoering tussen nucleaire staten en maakte die zelfs onmogelijk. Zelfs onverantwoordelijke staten als de Sovjet-Unie onder Stalin of de Volksrepubliek China onder Mao zagen af van het gebruik van kernwapens. Daarmee was oorlog tussen kernmachten in feite onmogelijk geworden.

Conventionele oorlog bleef daarna bestaan, maar die werd niet gevoerd tussen de grote staten en zeker niet tussen de grootmachten. Inplaats daarvan waren het kleinere landen die het onderling uitvochten, of zoals in bijvoorbeeld de Korea-oorlog een grootmacht tegen een veel kleiner land (weliswaar gesteund door de rivaal in de Koude Oorlog). Achttien van dergelijke oorlogen hebben sinds 1945 plaatsgehad in het sikkelvormige gebied tussen de Balkan en Zuidoost-Azië. Slechts een, de Falklands-oorlog, vond daarbuiten plaats.
Ook hier weer overheerste de continuïteit, betoogt Van Creveld. De inval in Irak van 1991 was eigenlijk amper anders dan de veldtocht van Patton in 1944-45. Deze wat nuchtere blik op de militaire ontwikkelingen, een terrein waar men veel spreekt over revoluties is verfrissend.

Het zwaartepunt van het boek ligt in zekere zin bij de laatste paar hoofdstukken, waar de onconventionele oorlogvoering na 1945 wordt besproken. Hij begeeft zich in een merkwaardige what-if discussie met zijn collega John Keegan. Die beweerde dat als de Nazi’s niet militair verslagen waren, zij Europa hadden kunnen behouden tegen alle verzet in. Van Creveld is dat het daarmee oneens. Hij denkt dat de nazi’s uiteindelijk hetzelfde lot had getroffen als de Amerikanen in Vietnam en de Fransen in Algerije. Volgens Van Creveld had het Derde Rijk nooit genoeg soldaten onder de wapenen kunnen houden om de lokale bevolkingen te overheersen. Toch is het de vraag of Van Crevelds benadering steek houdt. OP een enkele uitzondering na heeft het verzet de Duitsers in de eerste jaren niet in de problemen gebracht. Maar het echte probleem is dat we het nooit zullen weten.

Volgens Van Creveld zijn er twee succesvolle methoden om opstanden te bestrijden. De eerste is absolute wreedheid. Hij illustreert die aan de hand van de vernieting in 1982 van de Syrische stad Hama door artillerie toen de Moslimbroederschap in opstand was gekomen. En hij geeft, met machiavellistisch genoegen, de voorschriften waar zo’n strategie aan moet voldoen. Het is alsof je kolonel Kurtz hoort uit Apocalypse Now: “Horror and moral terror are your friends. If they are not, they are truly enemies to be feared.”
De tweede methode is die van de extreme terughoudendheid. Het Britse leger demonstreerde die tijdens het decennialange conflict in Noord-Ierland. Er vielen drie keer zoveel doden onder Britse militairen als onder de leden van de IRA. Hierbij is ook zeer goed inlichtingenwerk noodzakelijk. Overigens is dat ook een van de conclusies van Rupert Smith in zijn boek over war amongst the people.

Probleem is, volgens Van Creveld, dat de grote meerderheid van landen die te maken krijgen met opstanden niet een van deze paden kiest, maar dan het een, dan weer het ander doet. Zoals de Amerikanen volgens hem voortdurend doen in Irak: dan weer hard vechten, en dan weer verontschuldigingen maken en schadevergoeding bieden. Op die manier kan je volgens hem nooit winnen.
Misschien is Van Creveld wel iets te somber over de kansen tegen terrorisme en opstanden. Veel opstanden mislukken of sudderen jarenlang voort met alle ellende van dien. Ook had hij andere succesvolle contra-strategiën kunnen noemen en onderzoeken. Waarom slaagde de Sovjet-Unie er in de overgebleven in Oekraïne te verslaan en iedere effectieve vorm van gewapend verzet tegen te gaan? Ook in Latijns-Amerika zijn een aantal opstanden uiteindelijk niet effectief gebleken.

Guerillabewegingen winnen mede omdat ze zwak zijn. De machtige wapens van de staatslegers zijn te bot en maken meer kapot dan dat ze de tegenstander verzwakken. Juist ongericht geweld en burgerslachtoffers kunnen de aanhang van guerilla’s versterken. Overigens is dat ook maar een deel van de verklaring, want veel opstandige bewegingen terroriseren de burgerbevolking net zo goed.  uruzgan - Foto Addie Schulte

Maar de werkelijke reden dat de guerilla’s winnen is omdat de andere kant gedemoraliseerd raakt. Uiteindelijk gaat het ook om de vraag wat er voor de beide partijen op het spel staat. Want de een vindt dat hij in zijn recht en de ander niet. De opstandelingen kunnen makkelijker mensen vinden die bereid zijn te sterven, zelfs om zichzelf op te blazen. De oplossing ligt voor de hand: de andere kant moet ervan overtuigd zijn dat het van het allergrootste belang is om te winnen. Maar dat is lastig want Nederland bleek het zonder Indië prima te doen, net als Frankrijk zonder Algerije en Vietnam. En toen die ‘domino’ gevallen was, bleven de Verenigde Staten de grootste supermacht.

De belangrijkste suggestie zou dus zijn om de strijdtonelen nauwkeurig te kiezen. Alleen daar vechten waar je ervan uitgaat dat je er even veel voor over hebt als de tegenstander.  Het westen zou dan ook de pretentie moeten laten varen om overal ter wereld orde op zaken te kunnen te stellen. Nadeel van zo’n isolationistische politiek is dat de gevolgen van de afzijdigheid toch weer op het bordje van het westen terecht kunnen komen.

Van Creveld overschreeuwt zichzelf in dit boek, als hij bijvoorbeeld roept dat 99 procent van alle literatuur over opstanden moet worden weggegooid. Met zijn provocaties zet hij mogelijk mensen aan het denken, maar het is niet zo dat hij direct overal het laatste woord over heeft. Al lijkt hij dat zelf wel te denken.

Martin van Creveld, De evolutie van de oorlog. Van de Marne tot Irak

(Visited 286 times, 1 visits today)
Samenvatting
Review Date
Boektitel
De evolutie van de oorlog - Martin van Creveld
Waardering
41star1star1star1stargray

3 reacties

  • Apostolov december 12, 2007op11:53 am

    Lekker stukkie
    Dit is een alleraardigste samenvatting lijkt me. Ik ben zelfs geneigd dit boek ter hand te nemen, alleen al om het feit dat hij alle oorlogen samenvat.
    Alleen hoe zit het met de geloofwaardigheid van van Creveld? Is deze historicus serieus te nemen?

  • Addie Schulte december 12, 2007op7:27 pm

    Zeker serieus te nemen, maar soms komt hij met erg baude uitspraken.

  • J. Molenkamp januari 21, 2009op9:33 pm

    Creveld
    Zeker serieus te nemen, op een enkele uitglijder na (gebruik grondmijnen tijdens WW 1).
    Na zijn Transformation of War uit 1991, vind ik dit boek wat te gehaast. Het taalgebruik wat slordig. Dat kan natuurlijk ook aan de vertaling liggen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.