'Ken uw vijand' is het eerste devies van de oorlogvoering. Maar over de Taliban, de tegenstander van Navo-troepen in Afghanistan, weten we eigenlijk vrij weinig. Het blijven nogal schimmige lieden met zwarte tulbanden, die soms via hun eigen websites overdreven statements de wereld inslingeren.
De Taliban werden in 2001 snel verdreven, maar hun veerkracht en taaiheid zijn daarna onderschat. Toen de Taliban na een paar jaar weer actief werden, kondigden militairen en politici herhaaldelijk hun nederlaag aan. Maar al leden de Taliban grote verliezen, die nederlaag bleef uit.
Onderzoeker Antonio Giustozzi, verbonden aan de London School of Economics, probeert dat in zijn boek Koran, kalashnikov and laptop te verklaren. Volgens hem hebben de Taliban zich ontwikkeld van een ultraorthodoxe groepering, die elke moderne vinding afwees, tot een uiterst conservatieve, jihadistische beweging met een meer internationale uitstraling.
Ook de houding van de Afghaanse regering maakte een terugkeer mogelijk. Na 2001 kwamen lokale sterke mannen aan de macht, die hun conflicten over de hoofden van de bevolking heen uitvochten. Zo paste de toenmalige gouverneur Jan Mohammed in Oeroezgan een verdeel- en heerstactiek toe die sommige bevolkingsgroepen in de armen van de Taliban dreef.
Een derde bron van de opstand ligt in Pakistan. Of de Pakistaanse geheime dienst (ISI) of 'elementen' daarin een actieve rol hebben gespeeld, of dat de aanwezigheid van de Taliban slechts gedoogd werd, weet Giustozzi ook niet. Maar het buurland was op zijn minst een veilige uitwijkplek, waar de Taliban zich konden hergroeperen en herstellen.
De auteur schat dat er zeventienduizend Talibanstrijders zijn. Er zijn ook steeds meer buitenlandse strijders, nu ongeveer tweeduizend.
De geestelijkheid speelde een grote rol bij de wederopstanding van de Taliban. Veel leiders van de beweging zijn islamitische geestelijken (moellahs). En ook de meeste geestelijken die de Taliban niet steunen, zijn tegen de regering en de aanwezigheid van buitenlandse troepen. Vaak wordt gezegd dat de Taliban profiteren van de welig tierende papaverteelt. Maar volgens dit boek is de rol van de Taliban in de drugshandel vrij beperkt. Het zijn meer de corrupte overheidsfunctionarissen die ervan profiteren.
Giustozzi is vrij pessimistisch over het verloop van de strijd. De Taliban zijn sterker geworden en handelen strategisch gezien slim. Ze hebben, ook met terroristische methoden, de aanwezigheid van de regering in grote delen van het zuiden uitgewist. Maar ze proberen ook de steun van de bevolking te winnen. Dat soms aan hun kant veel slachtoffers vallen, nemen ze voor lief. Er zijn genoeg nieuwe rekruten.
De strategie van de Afghaanse regering en de Navo-landen tegen de guerrilla is daarentegen versnipperd, verspillend, traag en reactief. Iedere nieuwe commandant legt zijn eigen accenten. Zwak leiderschap van de Amerikanen, die hun aandacht naar Irak verlegden, en van de ineffectieve regering van president Hamid Karzai verslechterde de situatie.
De Afghaanse politie is zwak en corrupt, het regeringsleger is nog niet in staat tot zelfstandig optreden. De Nederlandse minister van Defensie, Eimert van Middelkoop, denkt dat het wel tien tot twintig jaar kan duren voordat het zo ver is.
Er worden tegenstrijdige doelen nagestreefd. Volgens de schrijver van dit boek is het onmogelijk stamoudsten een grote rol te geven en tegelijkertijd naar beter bestuur te verlangen óf naar opbouw te streven en tegelijkertijd overweldigende vuurkracht te blijven gebruiken.
Over de 'Dutch approach' is hij vrij kritisch. Volgens hem kwam die erop neer dat de Nederlanders het vechten aan de Amerikanen en Australiërs overlieten. De terughoudende opstelling was echter niet te handhaven en bestaat in feite niet meer.
Hij ziet de oplossing in een andere politieke structuur, waarin lokale belangen een veel grotere stem krijgen. Zonder onderhandelingen kan de oorlog 'eindeloos' duren.
Bij het afronden van dit boek dit voorjaar was sprake van een patstelling, met een klein voordeel voor de Taliban. De Navo was niet in staat de uitbreiding van de opstand tegen te gaan, zoals wordt onderstreept door de recente aanslagen in Noord-Afghanistan en de gevechten in het westen. Als andere gebieden ook onveilig worden, wordt het zeer lastig voor de Navo. Het ziet er niet goed uit.
Deze bespreking verscheen op 22 november 2007 in Het Parool.
In het boek komt de provincie Uruzgan ook herhaaldelijk voor. Hieronder vat ik de bevindingen van Giustozzi over deze provincie nog even kort samen.
Gouveneur Jan Mohammed was een van de bondgenoten van president Hamid Karzai, die als dank daarvoor zijn post kreeg.
Mohammed, lid van de Popolzai-stam, een kleine meerderheid in de provincie, speelde de Barakzai en Achakai stammen tegen elkaar uit, een klassieke verdeel-en-heers tactiek. Hij benoemde leden van de ene clan of stam tot districtchef in gebieden van de ander. “Onpopulaire gezagsdragers verving hij niet, maar liet hij net zo lang zitten tot een gewelddadig conflict uitbrak. Vervolgens koos hij zelf de kant van een van de strijdende partijen. Het resultaat was een chaotische oorlog van allen tegen allen, waarbij Jan Mohammed zichzelf presenteerde als de enige die in staat was om de chaos een beetje in goede banen te leiden.” Zijn tegenstanders sloten zich vervolgens bij de Taliban aan.
De Baluchi-vallei, waar ISAF onlangs een offensief onder de naam Spin Gahr uitvoerde, werd al eind 2001 in de armen van de Taliban gedreven. Het optreden van een militie die Jan Mohammed steunde, zorgde daarvoor.
Een aantal districten viel helemaal in handen van de Taliban. Ook het vertrek van Jan Mohammed zorgde niet voor een einde aan deze onrust, omdat Karzai en Amerikaanse special forces met hem bleven samenwerken.
Jan Mohammeds neef en politiechef Matiullah was de baas over een 1000-man sterke militie, ook na zijn ontslag. Amerikanen zagen hem als de meest geharnaste tegenstander van de Taliban.
Vanaf 2003 trokken hulporganisaties zich al uit Uruzgan terug.
De opvolger van Jan Mohammed, Abdul Hakim Munib, werd gezien als een mogelijke verzoener, gezien zijn eigen verleden in de Taliban en zijn afkomst uit een andere provincie. Maar uiteindelijk heeft hij weinig gepresteerd. Zoals bekend werd hij ook vervangen, maar dat gebeurde na de publicatie van dit boek.
In 2006 namen Nederlandse inlichtingenofficieren aan dat slechts twee procent van de geschatte 300 tot 500 strijders niet uit die provincie kwam.
Eind 2005, begin 2006 meenden de Taliban dat delen van Helmand en Uruzgan een veilige uitvalsbasis waren. Er werd weinig tegen hun aanwezigheid ondernomen en dit kan ze het idee hebben gegeven om in 2006 te proberen een ‘slotoffensief’ te voeren.
Toen dat ‘offensief’ kwam, was het gericht tegen Kandahar en de Canadese troepen aldaar. Maar de Nederlanders waren volgens Giustozzi mogelijk een makkelijker doelwit geweest, vooral omdat de publieke opinie in Nederland al zeer sceptisch was over de missie en er een kabinetscrisis was. Of hij daar gelijk in heeft, is natuurlijk moeilijk te bewijzen of te weerleggen. Ik geloof ook dat hij dit argument deels gebruikt als ondersteuning van zijn theorie dat de Taliban niet zozeer de westerse publieke opinie proberen te beïnvloeden, maar de strijd duidelijk als onderdeel van een internationale jihad zien.Kenmerk van de Neo-Taliban is juist dat die meer onderdeel is van de globale jihadistische strijd.
Hun infiltratietactiek, waarbij ze met kleine groepen de steun aan de regering ondermijnden op dorpsniveau, was erg effectief.
De Nederlandse militairen hadden aanvankelijk hun eigen benadering ‘the Dutch approach’, waarbij contact met de bevolking en steun aan het lokale bestuur belangrijker waren dan het vechten met de opstandelingen. Zelfs de Amerikaanse special forces in de provincie werd gevraagd terughoudend op te treden. Volgens Giustozzi onderhandelden de Nederlanders met de opstandelingen, voordat ze hun eigen patrouilles de poort uitstuurden. Maar dat lijkt overtrokken. Direct contact met de Taliban werd, voorzover ik weet, niet erkend. Wel werden de dorpoudsten ingeschakeld. De controversiele militia’s kregen dienst als bewakers.
De Britten en Amerikanen waren niet altijd overtuigd van deze aanpak. Ook Nederlandse commando’s klaagden over het gebrek aan actie. Omgekeerd hadden de Taliban weinig behoefte om de strijd met de Nederlanders aan te gaan.
Eind 2006 was er van de Dutch approach weinig over, schrijft de auteur. Het geweld was toegenomen, waardoor de beloofde opbouw niet van de grond kwam. Alles wat ervan over was de weigering om mee te werken aan de vernietiging van papavervelden.
Giustozzi heeft wel gelijk met deze kritische benadering. De Nederlandse politieke en militaire leiding hadden in de loop van 2006-2007 steeds minder animo om de bijzonderheid van de Nederlandse aanpak te onderstrepen. In april zei de minister van defensie dat ook met zoveel woorden. De pretentie ervan kon niet waargemaakt worden. Verder was de afhankelijkheid van en verwevenheid met de Navo-bondgenoten in de aangrenzende provincies te groot.
Waardering:
Antonio Giustozzi, Koran, kalashnikov and laptop
Hurst & Company, Londen, € 32,95.
2 reacties
is dit boek er in het nederlands,wil hem graag hebben
Nee, het is er alleen in het Engels.