De voormalige correspondent Joris Luyendijk heeft ongelooflijk veel succes behaald met zijn boek Het zijn net mensen. Zijn kritiek op de verslaggeving uit het Midden-Oosten, maar in feite op de journalistiek in het geheel, raakte duidelijk een snaar. Hij verkocht 200.000 exemplaren en er stonden rijen voor de zalen waar hij sprak.
Maar had hij ook gelijk? In dit boek, samengesteld door de Nos-redacteuren Monique van Hoogstraten en Eva Jinek, leveren correspondenten van diverse media en een aantal ervaren rotten hun commentaar op de stelllingen van Luyendijk. ‘Het ongelijk van Joris Luyendijk’heet het eerste hoofdstuk, van correspondent Bram Vermeulen. En daarmee is de toon gezet.
In zijn eigen bijdrage spreekt Luyendijk over een aantal dilemma’s voor de journalistiek: berichtgeving is vaak of zelfs altijd onvolledig, gemanipuleerd, niet in staat culturele en politieke grenzen te overstijgen, partijdig en versimpeld. In dictaturen worden die dilemma’s onoverkomelijke obstakels en staat de journalist in feite machteloos. Hij kan niet weten wat er werkelijk aan de hand is.
Luyendijk geeft daarmee fundamentele kritiek geven op de journalistieke praktijk. Het antwoord dat journalisten zo goed mogelijk hun best moeten doen, meer ervaring moeten opdoen, een belangrijke lijn in het weerwoord, zint hem niet. Want het blijft meer van hetzelfde. Daarmee wordt het debat rond dit boek tamelijk frustrerend, zoals ook tijdens de presentatie van dit boek in de Balie bleek. Luyendijk bevindt zich ondertussen op een geheel ander niveau. Uit zijn boek viel nog af te leiden dat hij het betreurt dat journalistiek geen wetenschap is, een speurtocht naar de absolute waarheid, zoals de samenstellers in hun inleiding schrijven. Maar hij heeft nu een extremere houding aangenomen op het gebied van de kenleer. De werkelijkheid is niet helemaal kenbaar, aldus Luyendijk. De inspanningen die mensen zich troosten om die te kennen zijn per definitie vruchteloos. Een extra weblog of nog een correspondent erbij maakt dan niets meer uit.
Volgens Luyendijk moeten journalisten vooral steeds vertellen dat ze niet alles weten en ‘het publiek betrekken in onze twijfels’. Maar al is het interessant en verhelderend om soms inzicht te geven in de manier waarop nieuws tot stand komt, is zo’n permante uitleg vooral vermoeiend, zoals bijvoorbeeld Coen van Zwol stelt.
En terwijl er allerlei debatten zijn geweest, en nu zelfs een heel boek in reactie op zijn kritiek, schrijft hij doodleuk dat het hem heeft verwonderd dat ‘geen enkele hoofdredacteur’ puntsgewijs op zijn kritiek is ingegaan. Het succes is hem blijkbaar echt naar het hoofd gestegen.
Zijn suggesties om de journalistiek meer te laten bepalen door lezers en kijkers inspraak te geven via internet en het imiteren van de amusementsindustrie (“Kijk eens hoe die zich ieder jaar vernieuwt”) worden in dezelfde bundel al door Jan Blokker van passend commentaar voorzien: ‘malle ideeën’.
Dat wil niet zeggen dat Luyendijk op alle punten wordt tegengesproken. In ieder geval heeft zijn boek er mede toe geleid dat er meer bewustzijn is van de beperkingen van verslaggeving over het buitenland.
Maar uiteindelijk blijken de ideeën van Luyendijk ook weer niet zo hemelschokkend dat alle deelnemers aan deze bundel in iedere zin daaraan refereren. In feite dwalen sommigen (gelukkig) vrij ver van dat spoor af en komen met hun eigen opvattingen over het werk in den vreemde. Zo schrijft Step Vaessen over haar werk als correspondent voor al-Jazeera in Indonesie. Gerben van der Aa merkt op dat voor goed nieuws uit Afrika weinig belangstelling is.
China-correspondent Garrie van Pinxteren schrijft over de vanzelfsprekende superioriteit vanuit het Westen: het impliciete idee dat de rest van de wereld uiteindelijk ook in een seculiere, kapitalistische democratie transformeert. “China is, net als de Arabische wereld en waarschijnlijk ook Rusland, bezig om steeds meer een eigen weg te kiezen die wezenlijk anders dan de weg die het Westen kiest. Onze westerse waarden (…) zijn minder universeel dan we lang gedacht hebben.” Dat inzicht, dat een beetje aan John Gray doet denken, gaat in tegen de opvattingen van een westerse triomftocht en zal ook invloed hebben op de verslaggeving. Want het is dan niet meer zo eenvoudig om alle ontwikkelingen te duiden als hindernis of stap voor de uiteindelijke komst van de liberale maatschappij.
Bertus Hendriks, de Midden-Oosten deskundige van de NOS, merkt op dat het boek van Luyendijk de beste handleiding is voor de beginnende correspondent. Ter relativering doet die er goed daarna dit boek te lezen.
Waardering:
Monique van Hoogstraten en Eva Jinek, Het maakbare nieuws.
Antwoord op Joris Luyendijk – buitenlandcorrespondenten over hun werk
Geen reacties