Deugt de Nederlandse rechtspraak? Daar is de laatste jaren grondige twijfel over ontstaan. De woorden Puttense moordzaak en Schiedamse parkmoord volstaan. Na advocaten en journalisten doen nu ook burgers en Kamerleden het werk van politie en justitie over. Dat is een voor de rechtsstaat in potentie ondermijnend verschijnsel. Die is er toch op gebaseerd dat bepaalde functionarissen door opleiding en bevoegdheden en de daarbij behorende controlemechanismen beter dan anderen in staat zijn een oordeel te vellen over strafzaken. Als daar twijfel over ontstaat, wordt hun legitimiteit ondermijnd en vervalt de basis van het vertrouwen dat in hen wordt gesteld.
Psycholoog Willem Wagenaar twijfelt al langer. Zijn stelling is dat in de toepassing van het Nederlands recht structureel tekortkomingen optreden, die even structureel leiden tot de veroordeling van onschuldigen, of in elk geval van verdachten van wie de schuld niet vaststaat. De rechter, die als corrector in dergelijke zaken zou moeten optreden, bemoeit zich er niet in alle gevallen voldoende mee.
Er gaat van alles mis, somt Wagenaar op. Kwetsbare getuigen, verdachten of slachtoffers, zoals kinderen of verstandelijk gehandicapten, worden op een verkeerde manier verhoord. Daarmee worden beschuldigingen en bekentenissen gefabriceerd. Verklaringen van getuigen en slachtoffers worden door verkeerde procedures onbruikbaar. De politie houdt zich niet aan de voorgeschreven werkwijze bij zedenzaken. Er worden rare veronderstellingen gedaan over bijvoorbeeld het herkennen van personen in het donker.
In "Vincent plast op de grond, Nachtmerries in het Nederlands recht" geeft Wagenaar daarvan een aantal voorbeelden. Hij beschrijft elf rechtszaken waar hij als deskundige bij betrokken was. Na een korte introductie geeft hij zijn ‘briefrapport’ bijna ongewijzigd weer, waarna hij kort de afloop van de zaak schetst. Dit boek is daarmee de toegankelijkste manier om kennis te nemen van de kritiek van Wagenaar op de manier waarop recht wordt gesproken. Meer systematisch is het veel oudere "Dubieuze zaken", dat hij met Peter van Koppen en Hans Crombag schreef. Met Crombag publiceerde Wagenaar vorig jaar het wetenschappelijke The Popular Policeman. De nadruk ligt daarbij niet op de voorbeelden, maar op de theoretische onderbouwing.
In het ongelukkig getitelde "Vincent plast op de grond" zijn niet alle zaken even indrukwekkend. Een ongeluk op een onoverzichtelijk kruispunt of het schieten van een beschermde houtsnip dan wel een vogelvrije houtduif is toch van een andere orde dan afgedwongen bekentenissen of het niet doorzien van valse beschuldigingen. Dergelijke verhalen worden volgens Wagenaar niet met opzet gefabriceerd, maar zijn de uitkomst van collaborative story telling, het gezamenlijk verhalen vertellen. De een zegt dit, de ander dat, daar wordt wat bij bedacht, en op een gegeven moment geloven betrokkenen heilig dat het zo gegaan moet zijn. Opvallend is dat dit vaak bij zedenzaken het geval lijkt te zijn. Schrijnend dieptepunt in het boek is het verhaal van een boerenzoon die zelfmoord pleegde omdat hij de waarschijnlijk valse beschuldiging van ontucht niet kon verdragen. De zaak werd volgens Wagenaar door de officier van justitie tegen beter weten in doorgezet.
Wagenaar noemt de problemen die hij beschrijft, structureel, ook al is dat lastig te bewijzen op grond van de toch wel erg kleine selectie van strafzaken die hij onder ogen heeft gekregen. Maar de verschijnselen waar hij de vinger op legt, zijn verontrustend. Hij wijst ook op dieper liggende oorzaken. Zo is de officier van justitie aanklager en magistraat tegelijk. Hij moet uitgaan van de onschuld van de verdachte, maar werkt in de praktijk vaak toe naar een veroordeling. Rechters gaan niet van de empirische, maar van de juridische werkelijkheid uit. De hogere status die slachtoffers wordt toegekend, is volgens Wagenaar ook een probleem.
Nu de oplossingen. Wagenaar pleit voor een wettelijke regeling voor de bewijskracht van herkenningen (anders blijven de rechters toch tegenwerken), betere controle op het verhoor van verdachten en getuigen (waar onlangs de eerste aanzetten voor zijn gegeven), een wettelijke regeling voor de aangifte van seksuele misdrijven, (strenger) optreden tegen liegende opsporingsambtenaren en een grotere rol voor de rechter-commissaris als leider van het onderzoek.
Gaat dan niets meer mis? Wagenaar constateert onwil bij politie en justitie om zich aan procedures te houden. Een oplossing kan zijn de procedures nog strenger vast te leggen. De onwil verdwijnt daarmee niet. Wagenaar wil ook de rol van het openbaar ministerie veranderen. Maar in de Verenigde Staten of Groot-Brittannië, landen waar de rol van het OM al anders is, komen ook gerechtelijke dwalingen voor.
W.A. Wagenaar: Vincent plast op de grond. Nachtmerries in het
Nederlands recht
Verschenen in het Parool op 22-06-2006
Geen reacties