Op 10 mei 1940 meldde een Duitse officier zich bij de burgemeester van Maastricht, W. baron Michiels van Kesteren. De burgemeester moest tien gijzelaars aanwijzen die garant zouden staan voor de rust en orde in de net veroverde stad. De burgemeester voldeed aan deze opdracht en na de meidagen kregen de gijzelaars de rekening opgestuurd voor het hotel waar ze een paar dagen waren vastgehouden. Michiels van Kessenich was zelf niet onder de gijzelaars. Het voorval is tekenend voor de mentaliteit van ieder geval een groot deel van de Nederlandse bestuurders tijdens de bezetting. Misschien na enig symbolisch protest toch maar meewerken met de eisen van de bezetter. De conclusie van dit omvangrijke werk over de burgemeesters en andere bestuurders is dan ook scherp. “Ze werden een instrument van de bezettingsmacht”.
Maar waarom lieten ze dat gebeuren, voorzover het niet uit ideologische overwegingen was?
Dat blijft de lastigste verklaring. In zijn slotalinea schrijft Romijn dat de burgemeesters de Duitse bezettingspolitiek ‘te laat en onvoldoende’ doorzagen. Het idee was dat een bezetter eigenlijk alles een beetje bij het oude zou laten. Een radicaal andere politiek, een totalitair en racistisch regime, kwam niet in de gedachten op. Daarmee wordt een beeld geschapen van een naïef Nederland dat niet doorhad wat er gebeurde en dat niet kon beseffen.
Of wilde men het niet beseffen? In de ‘Aanwijzingen’, de instructies die voor de oorlog werden opgesteld voor het geval van een bezetting, was er ook geen aparte aandacht voor de kans dat een bezetter een ‘revolutionaire’ politiek zou voeren en zich niets gelegen zou laten liggen aan de Nederlandse rechtsorde. Dat zou de neutraliteitspolitiek in gevaar kunnen brengen. Naïviteit was dus gekoppeld aan angst.
Daarbij kwam de vrees voor chaos. Het handhaven van rust en orde was het eerste belang, en daar moest veel voor wijken. En daar was de regentenmentaliteit aan gekoppeld, de vaste overtuiging van de bestuurders dat zij de aangewezen personen waren om leiding te geven. Ook moest vooral vermeden worden dat de NSB de burgemeesters zou gaan leveren, wat overigens in toenemende mate toch gebeurde. Dat lijkt dan een heel goed argument, maar dat wordt in feite door Romijn ook ondermijnd. Want NSB-burgemeester of niet maakte niet zoveel uit. Sommigen hadden het overigens wel door en namen ontslag.
De uitdrukking ‘burgemeester in oorlogstijd’ heeft lange tijd een negatieve klank gehad. Romijn verandert daar uiteindelijk weinig aan. De studie naar de opstelling van de Nederlandse burgemeesters leidt niet tot een positiever oordeel, hoewel het uitgangspunt duidelijk is om zo genuanceerd mogelijk te oordelen. Nu is het oordeel eigenlijk niet veranderd, maar wel meer gebaseerd op grondig historisch onderzoek.
Veel aandacht is er voor secretaris-generaal Frederiks, de hoogste ambtenaar van Binnenlandse Zaken. Frederiks besloot een soort schone handen politiek te voeren, die Romijn de ‘krimpende competentie’ noemt. Platter gezegd is dat het straatje schoon vegen. Hij kon niet de gevolgen van het nazi-beleid voorkomen, en koos er dan maar voor de betrokkenheid van de burgemeesters te verminderen. Zodra er een moeilijke kwestie opdoemde, deed Frederiks alsof hij en de burgemeesters er niet over gingen. Niet bij alles trouwens, de invoering van het persoonsbewijs werd nog braaf door de Nederlandse bestuurders gedaan. Romijn haalt Frederiks echter niet helemaal onderuit, en noemt hem ‘ook een energieke en flinke man’. Maar die energie werd dan wel gestoken in een project dat op zich niet deugde.
Opvallend is overigens hoe de verdediging van Mussert en de manier waarop Frederiks dacht de Duitsers toch nog enige mate in toom te kunnen houden overeenkomt. Zij wilden juist Nederland behouden, waarbij ze met name op bepaalde, hen volgens ‘betere’ Duitsers hoopten te vertrouwen. Bij beiden is het ongeloofwaardig. Mussert had zichzelf ideologisch overgeleverd aan de , Frederiks praktisch.
Waardering: –
Peter Romijn
Burgemeesters in oorlogstijd. Besturen onder Duitse bezetting
2 reacties
tessel
addie,als je de recensie nog niet geplaatst hebt, kijk dan nog even naar de naam michiels van kesteren.
ik denk dat het michiels van kessenich is.
tenminste,het register wijst daarop.
wat vindt je verder van romijns ondrzoek zelf? gedegen,goed?
ik weet niet of ik frederiks en mussert zelf op 1 lijn zou zetten;daar moet ik het boek toch weer eens op nalezen.maar overeenkomst is er, zeker.
maandag moet mijn boek naar de leescommissie – nog even hard werken dus.
dag,alle goeds
tessel
addie@boekenstrijd.nl
Dank, het is gecorrigeerd.
Het onderzoek van Peter Romijn is zeker gedegen. Zeer uitvoerig.