Een veteraan uit de binnenkamers van de Haagse macht verwoordt een aanklacht. Beschaafd, dat wel. Maar misschien daarom wel belangrijker. Die aanklacht komt van Herman Tjeenk Willink, oud-vicepresident van de Raad van State (‘onderkoning’ van Nederland), oud-voorzitter van de Eerste Kamer, informateur van diverse kabinetten, waaronder Rutte III, etc., etc.
De democratische rechtsorde ligt onder vuur, schrijft Herman Tjeenk Willink. Terwijl die democratische rechtsorde het enige is dat ons nog bindt. ‘Ons’, dat zijn de burgers van Nederland. Maar marktdenken, bureaucratie en technocratie hebben dat fundament van de maatschappij ondermijnd.
Rechtsorde
Die rechtsorde is niet zomaar een manier om de staat te organiseren, maar een ‘normatief concept’, schrijft Tjeenk Willink. Beginselen en waarden komen er in tot uitdrukking. Bijvoorbeeld tolerantie, rechtvaardigheid, redelijkheid en mensenrechten. De overheid is geen bedrijf, schrijft hij. ‘De bv Nederland betekent uiteindelijk het failliet van de democratische rechtsorde.’ Dat geldt ook voor het idee dat ‘de meerderheid beslist’. Die rechtsorde is dus een fragiel iets, dat van verschillende kanten kan worden aangevallen. Dat kan gebeuren met een beroep op efficiency en kostenbesparing, maar ook met een beroep op een bepaalde invulling van democratie.
Een goed debat over deze belangrijke ontwikkelingen is er niet geweest, stelt Tjeenk. Depolitisering is een kenmerk van de Nederlandse politieke cultuur. Die heeft zeker na de jaren tachtig doorgezet. We zoeken liever een compromis dan een confrontatie. De laatste tijd is daar de verwarring tussen de publieke opinie en de populaire mening bijgekomen.
De democratische rechtsorde is gebaseerd op waarden. Datzelfde geldt ook voor Europese samenwerking (dit in tegenstelling tot meer technocratische opvattingen die de EU zien als een ‘pragmatische poldergemeenschap’) Om tot een daadkrachtige en alerte politiek te komen, die meer in staat is op de vijandige buitenwereld te reageren is juist een besef van die waarden nodig, aldus Tjeenk Willink.
De auteur legt een zwaar accent op burgerschap. Burgers zouden zich meer voor het algemene belang moeten inzetten en de overheid moet daar meer mogelijkheden voor bieden. Burgers moeten de samenleving dragen. In de praktijk zijn er veel taken naar de burger verschoven, maar binnen de voorwaarden van de overheid.
Ontzuiling
De aftakeling van het gemeenschappelijke fundament van Nederland is volgens Tjeenk begonnen na de ontzuiling. Tijdens de verzuiling bestonden er nog duidelijke verbindingen; binnen die zuilen, tussen de bestuurlijke elites van de zuilen en tussen de burgers en hun ‘eigen’ instituten. Na de jaren zestig en vooral sinds de jaren tachtig werden die instituties steeds meer de markt opgejaagd. Maar ook de organen van de staat moesten eraan geloven en moesten mee in de race om efficiënter te werken. Tjeenk Willink wijst in het bijzonder op de rechtspraak, die werd gestroomlijnd, gecentraliseerd en steeds meer ‘op output’ ‘gestuurd’. Het recht dreigt zijn functie te verliezen en een machinerie te worden, zo valt dit deel van het betoog samen te vatten. Het verschil met de ontwikkelingen in landen als Polen en Hongarije is kleiner aan het worden.
Het idee dat de burger van de overheid heeft komt niet meer overeen met de werkelijkheid. De overheid als een beschermende laag, met een deskundig apparaat en bestuurd door een politiek die het algemeen belang nastreeft is achterhaald. De overheid werkt vaak tegen. Politieke visies zijn ‘verbleekt’ ‘De politieke functie is zoekgeraakt.’ Politiek is ook een markt geworden, met burgers als consumenten.
Voornaam proza
In iets meer dan 100 pagina’s beschrijft Tjeenk Willink in zijn wat vormelijke proza een aantal negatieve ontwikkelingen, die voor veel mensen herkenbaar zullen zijn. De overheid als tegenstander komt tegenwoordig vaak voor. Bij de gesubsidieerde rechtsbijstand is in zestig procent van de gevallen een overheidsdienst de tegenpartij. Uitvoerders zitten klem tussen de regels en de verwachtingen van efficiency. De overheid verwacht veel van de burger, en kan soms genadeloos iedere vorm van zwakte afstraffen. En dat treft de zwakkeren uiteraard veel zwaarder dan de hoogopgeleiden. Het is een analyse die doet denken aan die van de huidige minister van Justitie en Veiligheid, Ferdinand Grapperhaus, in Rafels aan de rechtsstaat.
Tjeenk Willink presenteert zijn boekje als een oproep om de stem te verheffen. Toch vroeg ik me bij lezing af hoe hij zijn eigen rol beoordeelt, als een van de machtigste personen van Nederland (volgens de Volkskrant) of als de boom die alles zag in de politiek van de afgelopen 40 jaar (volgens de biograaf van Ed van Thijn). Heeft hij niet meegewerkt aan de processen die hij zelf beschrijft? Had hij die debatten waar hij nu om vraagt niet toen kunnen aanzwengelen?
Dat klinkt een beetje als een jij-bak. Maar die opmerking geldt breder. Stond niet bijna iedereen erbij en liet dit gebeuren?
Dat roept de vraag waarom dat gebeurde. Is het niet ook makkelijk om als uitvoerder of ambtenaar de regels te volgen en niet zelf te hoeven nadenken en oordelen? Ligt het verwijt van willekeur anders niet op de loer? Hebben velen niet gestemd op partijen die beloofden de overheid in te perken?
Uppercuts
Soms klinkt de aanklacht van Tjeenk Willink als het gemopper van een oudere heer. Hij gaat expliciet in op het mogelijke verwijt dat het vroeger allemaal beter was. Dat was niet zo, zegt hij. Toch is het heden slecht en dreigt er nog meer ellende. Dit verhaal heeft zeker kenmerken van een neergangstheorie.
Groter denken, kleiner doen bevat heel wat opmerkingen waar ik het mee eens ben. Om te beginnen het pleidooi voor de democratische rechtsorde. Die houdt meer in dan naar ‘het volk’ luisteren. Maar ook de aversie tegen de doorgeschoten regelzucht en de weerstand tegen bezuinigingen op onderwijs, rechtspraak, politie. Iedereen, politicus, professional en burger, moet daartegen in het geweer komen, is zijn oproep.
Dit zijn uppercuts, verpakt in fluwelen handschoenen. In onderkoelde termen sluimert er heel wat woede en frustratie in door. Maar komen de slagen echt aan? Daarover heb ik nog mijn twijfels. De krachten van marktwerking, bureaucratie en ‘efficiency’ lijken vooralsnog te sterk. En misschien deinzen politici en burgers toch terug voor de consequenties van groter denken en kleiner doen.
2 reacties
Groter denken, kleiner doen – Herman Tjeenk Willink - Sargasso
De ruimtemaker