John Gray is misschien wel de meest verontrustende denker van het moment. Hij onderwerpt maatschappij en denken aan een niets ontziende, ontnuchterende analyse.
Daarbij haalt hij veel overhoop. Dit boek is tegelijk een aanklacht tegen Bush en de oorlog in Irak en een scherpe anatomie van veel van het politieke denken van na de Koude Oorlog. En in hetzelfde bestek van net tweehonderd pagina’s (in de Engelstalige versie) gaat hij ook nog fundamenteel in op de rol van religie, vooruitgang en vrije wil. Uiteenzettingen over de opkomst van het neoconservatisme wisselt hij schijnbaar moeiteloos af met bespiegelingen over Aristoteles, Leo Strauss of Nietzsche.
In de eerste twee pagina’s wordt de lezer al met een snelle combinatie om de oren geslagen. Thema van het boek is dat het neo-conservatisme de nieuwste belichaming is van de politieke religie, die een eind van de geschiedenis voorziet en de overheersing van een soort regering: het model van de Verenigde Staten. Neo-conservatisme is volgens Gray een voortzetting van het neo-liberalisme van Francis Fukuyama. Net als communisme en nazisme staan de neo-conservatieven in de traditie van de millenaristische bewegingen, zoals die in de Middeleeuwen voortkwamen. Ook het radicale Verlichtingsdenken, nu belichaamd in het neoconservatisme, is daar een uitvloeisel van.
Het streven om democratie naar het Midden-Oosten te exporteren was een utopisch project, net als de vestiging van een communistische heilstaat of een duizendjarig rijk.
Een utopie is in de definitie van Gray een onhaalbaar project, omdat het in strijd is met menselijke behoeften en geen rekening houdt met de onderlinge tegenstrijdigheid van verschillende behoeften. Maar met deze definitie is niet nauwkeurig genoeg, want zo kan iedere toekomstvisie van een politieke tegenstander een utopie genoemd worden.
Gray keert in zijn boek steeds terug naar de oorlog in Irak. En het gaat hem niet eens zozeer om de leugens waarmee de oorlog gerechtvaardigd is, al heeft hij daar interesante dingen over op te merken. Vooral het idee dat in het Midden-Oosten van buiten af een democratie opgelegd kan worden, is het mikpunt van zijn kritiek. Dat is de grote misvatting. Maar Gray plaatst dat niet voldoende in het historische verschijnsel dat liberale, democratische staten altijd bijzondere rechtvaardigingen hebben gezocht voor hun oorlogen. Want deze liberale staten hebben altijd beweerd dat zij niet vochten om dezelfde, banale doelen als autoritaire staten. Nee, ze vochten om een einde aan oorlogen te maken, beschaving te vestigen in barbaarse contreien, of de vier Vrijheden van Franklin Roosevelt te bevorderen: vrijheid van gebrek, van angst, vrijheid van religie en meningsuiting. Ook deze doelen zijn niet bereikt en misschien wel nooit te bereiken. Democratieën hebben hoog verheven idealen nodig om een oorlog te rechtvaardigen. We gaan niet naar Afghanistan om die jongens die ons een loer hebben gedraaid stevig op hun lazer te geven. Nee, we gaan er een democratie vestigen waar alle meisjes naar school gaan.
De Verlichting is de grote boeman in dit boek. Racisme, het bolsjewisme, nazisme zijn allemaal uitvloeisel van deze denkrichting. Bij de nazi’s is dat vooral hun geloof in een wetenschappelijk gefundeerd racisme. Zonder raciale ‘wetenschap’ geen holocaust. Maar de Verlichting is zelf weer een seculiere versie van het verlossingsdenken dat in het christendom is vervat.
Hij is vernietigend over Blair, die hij als een gelovige neerzet die zich van andere opinie’s niets aantrok. Blairs idee dat de ‘internationale gemeenschap’ het recht heeft om in ieder land in te grijpen, is een teken van zijn missionaire gedrevenheid. En dat Blair in oorlog als middel geloofde, werd gedemonstreerd in Bosnië, Kosovo, Irak, Afghanistan, en Sierra Leone.
Zijn oplossing is een terugkeer naar realisme als politieke stroming. Hij beroept zich daarvoor op Machiavelli , Sun Tzu en George Kennan. Machiavelli leert dat regeringen in een wereld van eindeloze conflicten leven en daarmee moeten omgaan. Kennan adviseerde aan de vooravond van de Koude Oorlog dat de Verenigde Staten nooit hetzelfde zouden moeten worden als de tegenstander.
Maar dat is juist wat er is gebeurd. De aanvallen van 11 september hebben de weg vrijgemaakt voor zendelingen en kruisvaarders, die denken dat ze, desnoods met geweld, de wereld kunnen verbeteren. Net als Al Qaida, dat Gray eerder behandelde in Al Quaida en de moderne tijd.
Het utopisch denken heeft nu afgedaan, voorziet Gray. De toekomst ligt in handen van religieus gemotiveerde leiders, die strijden om de steeds schaarser wordende grondstoffen. Hiermee ontpopt Gray zelf als doemdenker. Zijn idee dat vooruitgang niet mogelijk is, of hooguit een laagje vernis, sluit daar nauw bij aan.
Gray heeft de neiging om te overdrijven. Je krijgt het gevoel dat er iemand achter de tekstverwerker steeds kijkt hoe ver hij kan gaan, en dan met groot genoegen nog een stapje verder gaat. De kern van zijn verhaal stemt somber, maar is lastig te weerleggen. Dit is een boek dat politici zouden moeten lezen, zeker diegene die voortdurend met de Verlichting als panacee voor alle problemen propageren.
Een grotere bescheidenheid en een tempering van het idee dat ‘wij’ de loop van de geschiedenis kennen en bepalen, komt gelegen, maar misschien is het wel te laat.
John Gray, Black Mass. Apocalyptic religion and the death of Utopia.
Bij Penguin vertaald als: Zwarte mis. Religieus fundamentalisme en de moderne utopieën. Ambo
Interview met John Gray over Black Mass (Engelstalig)
Ook van John Gray op Boekenstrijd.nl : Zeven vormen van atheïsme, Valse dageraad, Al Qaida en de moderne tijd
2 reacties
Black Mass
door Gray’s manier van denken word ik plots op heel andere gedachten geateendeerd. mooi. jammer ook een beetje als optimist, maar wel mooi.
Als iedereen denkt als John Grey zou er geen oorlog meer zijn!