Korte inhoud: De oorzaken van conflict en de manieren om ook in een conflictrijke omgeving de vrede te bewaren. Achterhuis en Koning identificeren zes instituties die helpen om conflicten op een vreedzame manier uit te beslechten, waaronder de rechtspraak, democratie maar ook sport en de opvoeding tot mondigheid. Dit boek waaiert echter veel breder uit, onder andere naar het onderscheid tussen traditionele en moderne beschavingen.
Stelling van het boek: Het is mogelijk de vrede te bewerkstelligen.
Stijl: Academisch. Laag tempo.
Geschikt voor: Mensen die een grondige verkenning van dit thema niet schuwen.
Dit is een boek met een grote greep, met grote woorden en vele theorieën. Het bronnenmateriaal strekt zich uit van een recente opmerking van president Barack Obama over zijn buitenlands beleid tot het Gilgamesj-epos uit Mesopotamië. Maar het zijn vooral oudere en nieuwere filosofen die worden besproken. Dat kan letterlijk worden genomen. De auteurs geven vrij uitgebreide samenvattingen van de boeken die ze gebruiken in hun betoog. Dat maakt het nogal schools en zorgt er ook voor dat het boek omvangrijk is geworden (600 pagina’s). De schrijvers hebben er niet voor gekozen om meer afstand te nemen van hun bronnen en meer hun eigen verhaal te maken. Aan de andere kant is deze werkwijze praktisch voor wie al de besproken boeken even niet paraat heeft.
Tot zover over de werkwijze. Dit boek gaat over heel veel: over de tegenstellingen tussen traditionele en moderne beschavingen en over de manier waarop mensen met elkaar omgaan, van internationale betrekkingen tot persoonlijke verhoudingen.
De schrijvers onderscheiden traditionele maatschappijen, die verticaal georganiseerd zijn, gebaseerd op gehoorzaamheid, religie en verwantschap. Moderne maatschappijen zijn niet-hiërarchisch en seculier. Daardoor bieden traditionele maatschappijen vaste paden, in moderne moet iedereen min of meer zijn eigen weg vinden. Traditionele maatschappijen kennen vaak de figuur van de zondebok, die verantwoordelijk wordt gehouden voor tegenslagen. Moderne maatschappijen kunnen in principe zonder zondebok, maar in de praktijk wordt die vaak van onderop aangewezen.
Belangrijk in dit boek is de ideeënstrijd tussen ‘de oude’ Francis Fukuyama en Samuel Huntington. Gaat de wereld toe naar een algemene ideologische overheersing van de liberale democratie, zoals Fukuyama in zijn boek The end of History stelde? Of is en blijft de wereld opgedeeld in een aantal ‘botsende beschavingen,’ zoals Huntington beweerde? Op beide samenvattingen worden in De kunst van het vreedzaam vechten de nodige nuanceringen aangebracht. Fukuyama dacht niet dat alle conflicten de wereld uit waren en Huntington meende niet dat oorlogen tussen de beschavingen onvermijdelijk zijn.
Na een lange weg kiezen de schrijvers in deze tweestrijd min of meer voor de visie van Huntington en ze zijn er van overtuigd dat de opvallende mix van instituties die de democratische rechtsstaat ondersteunen niet zo eenvoudig te exporteren is. Daarmee is dit werk uiteraard een reflectie op de periode sinds het einde van de Koude Oorlog en met name sinds 2003.
Bij die instituties gaat het volgens hen onder andere om de democratie en de rechtspraak, maar ook om de sport, waar mensen leren winnen en verliezen en begrijpen dat de strijd zich op een afgebakend speelveld afspeelt. Ze geven ook de opvoeding tot mondigheid er een plaats in en de vrije markt. In culturen zoals China en Rusland zijn slechts een aantal van deze ‘verworvenheden’ gerealiseerd. Er is wel een markt, maar geen goed functionerende rechtsstaat, laat staan een volwaardige democratie.
Dit boek doet ook sterk denken aan het werk van Norbert Elias over het civilisatieproces, waarin mensen steeds meer hun begeerten in de hand houden, terwijl ze een grotere vrijheid kregen. Dit is de spagaat van de moderne beschaving en iets wat in traditionele beschavingen niet wordt geaccepteerd of geloofd. Daar leeft de vrees voor totale bandeloosheid als de bestaande structuren worden losgelaten. En dit is uiteraard een strijd die nog volop wordt gestreden, zoals rond het homohuwelijk, maar ook rond de verhouding tussen man en vrouw.
Dit boek kan ook gezien worden als een politieke zoektocht van twee niet meer zo piepjonge auteurs, (72 en 65), die aan het eind van het boek tot hun eigen verrassing wijzen op het belang van vrijheid en gelijkheid, de westerse kernwaarden. Deze waarden hebben een grote aantrekkingskracht, stellen ze. En door globalisering raken traditionele en moderne samenlevingen meer verweven. Dat lijkt toch wat in tegenspraak met de stelling dat diverse beschavingen met uiteenlopende waardensystemen naast elkaar blijven bestaan en te wijzen op een meer idealistische visie op een eenvormige wereld. Zo komen ze uiteindelijk op een tussenpositie uit, ergens tussen Fukuyama en Huntington.
Aan het eind van het boek komen de auteurs met een aantal aanbevelingen, die niet altijd in helderheid uitblinken of die lijken op een deur die op zijn minst al open staat. Modernisering moet niet al te confronterend zijn, maar respect tonen voor ‘specifieke culturele tradities’. Maar die mogen geen al te grote inbreuk opleveren op vrijheid en gelijkheid. Ze wijzen op de goede zaken van religieus geïnspireerde levenswijze, zoals bijvoorbeeld de bereidheid tot vrijwilligerswerk.
Dit boek hangt met zijn conclusies dus in tussen een somber beeld van blijvende confrontaties tussen en misschien wel vooral binnen beschavingen en een sterk vooruitgangsdenken, waarin de vrede steeds meer ruim baan krijgt. Zo menen de schrijvers dat er een verminderde vatbaarheid voor ‘collectieve paranoia’ is. We helpen het hopen. Maar dit lijkt me geen eenrichtingsweg. De kunst van het vreedzaam vechten kan mogelijk ook verleerd worden.
Geen reacties