“Het lijkt erop dat je betere bronnen hebt dan ik,”zegt president Barack Obama tegen journalist Bob Woodward aan het eind van een interview. ‘No, sir,’ antwoordt Woodward beleefd. Maar Woodward weet wel bijna alles over de beraadslagingen die leiden tot het besluit om het aantal Amerikaanse militairen in Afghanistan fors uit te breiden.
Zijn verslag is dan ook zeer gedetailleerd. Soms leest het boek als de notulen van de vele vergaderingen in het Witte Huis. Woord voor woord wordt genoteerd wat de verschillende gesprekspartners naar voren hebben gebracht. Dat kan vermoeiend zijn, maar juist door de details wordt het beeld helemaal ingevuld op een vaak ontluisterende wijze.
Het is duidelijk dat er verschillende kampen zijn. Aan de ene kant staan de militairen zoals Mike Mullen, voorzitter van de chefs-van-staven en David Petraeus, de commandant die in Irak succesvol was geweest. Ze zijn voorstander van een intensieve campagne om de opstand neer te slaan. Het doel moet zijn om de bevolking te beschermen en zo de tegenstander te isoleren. Counterinsurgency is hun oplossing voor het conflict. Ze worden gesteund door minister van Defensie Robert Gates en minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton.
Aan de andere kant van het spectrum staat vice-president Joe Biden, een eigenwijze, kritische man die zichzelf graag hoort praten. Hij is voor een bescheidener aanpak die de titel counterterrorism plus krijgt. Het doel is om te verhinderen dat Al Qaida Afghanistan weer als basis gebruikt voor internationale aanvallen. Binnen het veiligheidsapparaat van het Witte Huis bestaat wel sympathie voor deze bescheidener aanpak.
Verbazingwekkend is dat de militairen en politici heel lang praten over de redenen voor de oorlog in Afghanistan. Is het doel Al Qaida verslaan? Maar Al Qaida is in Afghanistan amper aanwezig. Of de Taliban verslaan? Of moet de Taliban zo ver worden tegengewerkt dat die beweging het land niet kan overnemen? Maar wat moet er dan met Pakistan? Wie het doel van de oorlog bepaalt, beslist gelijk in grote mate over de manier waarop de Amerikanen die zullen vechten.
Er is een zwijgzame persoon in het spel: president Barack Obama. Hij houdt zo lang mogelijk de kaarten tegen de borst. Hij maakt wel duidelijk wat hij niet wil. Hij wil niet tien jaar in Afghanistan blijven. Hij wil er niet miljarden dollars aan uitgeven.
Een van de belangrijkste reden dat de besluitvorming zo lang duurt is de opstelling van de militairen. Die blijven voortdurend vasthouden aan een substantiële uitbreiding van de troepen. Als er al verschillende voorstellen op tafel komen, blijken die bij nadere beschouwing uiteindelijk op hetzelfde neer te komen. Obama heeft moeite om daar door heen te breken.
Op zich is het logisch dat er over zo’n ingrijpende beslissing uitgebreid wordt gesproken. Maar de manier waarop het besluit wordt voorbereid heeft iets bijna amateuristisch.
Uiteindelijk komt er een soort compromis uit de bus waarbij het aantal militairen aanzienlijk wordt vergroot, maar voor een beperkte periode. De vraag is of daarmee de doelen kunnen worden bereikt of dat er een halfslachtig compromis is bereikt. Het wantrouwen krijgt vorm in een door Obama zelf opgesteld document waarin de militairen worden gebonden aan bepaalde regels.
Dit boek is op veel verschillende manieren te lezen. Het is een nauwgezette reconstructie van de beslissing om het aantal troepen in Afghanistan uit te breiden. Maar ook een anatomie van besluitvorming op een zeer hoog niveau. Het knappe ervan is dat Woodward laat zien hoe allerlei factoren – van persoonlijke voor- en afkeuren tot zakelijke verschillen van mening – daar op van invloed zijn. Het is tegelijk geruststellend en verontrustend dat dit soort zaken ook hier spelen.
Het is ook een portret van Obama, juist omdat hij eigenlijk geen hoofdrol heeft. Hij is de man die alles wil afwegen, die het laat gebeuren, maar hij komt niet als een krachtige leider naar voren.
En een laatste invalshoek is dat het idee van counterinsurgency , het beschermen van de bevolking om op die manier de opstandelingen te isoleren, misschien wel veel te ambitieus is. Woodward kiest niet echt partij, maar hij geeft ruim baan aan de twijfels van onder andere Biden. De laatste maanden is er van verschillende kanten gesuggereerd om de doelen in Afghanistan fors terug te schroeven.
Counterinsurgency, aanbevolen door mensen als Rupert Smith en David Kilcullen, is in theorie zeer aantrekkelijk. Maar in de praktijk is dat zeer moeilijk voor elkaar te krijgen. Een opstand tegenhouden is bijna niet te doen zonder daar grote inspanningen voor te leveren. Steeds meer mensen vragen zich af of Afghanistan dat waard is.
Bob Woodward, Oorlogen van Obama (2010)
Bob Woodward, Obama’s Wars (2010)
Geen reacties