Een paar jaar lang volgde ik Lodewijk Asscher van nabij. Hij was wethouder in Amsterdam, ik politiek verslaggever voor Het Parool in de Stopera. Asscher had in Amsterdam, zeker in het kringetje van bestuurders, politici en wat daaromheen loopt, groot aanzien. Hij was niet zomaar een politiek talent, maar het grote politieke talent. Partijleider, premier, het zou zomaar voor hem in het verschiet kunnen liggen. Hij was intelligent, behendig, snel met woorden, initiatiefrijk en niet bang. Hij had ook zwakke kanten. Op een gegeven moment viel op dat Asscher projecten die hij met veel poeha was begonnen geruisloos liet vallen als ze niet liepen zoals hij wenste. En hij was een uitgesproken moralist, die bijvoorbeeld iedere tegenstand tegen zijn Wallenplannen afschilderde als verdediging van de mensenhandel. Dan was hij iets te veel overtuigd van het eigen gelijk of gemotiveerd door de wens om te winnen. Het zijn twee punten die regelmatig terugkomen in de politieke biografie van Lodewijk Asscher, geschreven door journalist Wilfred Scholten. Zo beschrijft hij hoe partijleider Asscher stilletjes afzag van zijn luidruchtig verkondigde plan om een gezaghebbend essay over migratie te schrijven. Daar zaten toch te veel haken en ogen aan, het project bood te weinig kans…
De sociaaldemocratie heeft het zwaar, in Nederland en daarbuiten. In zijn boek The future of Capitalism analyseert de econoom Paul Collier de oorzaken en presenteert hij interessante alternatieven. Toch ontkomt hij niet aan een dosis nostalgie. De wereldberoemde Paul Collier komt van een arme achtergrond: zijn ouders waren laagopgeleid en woonden in de nu troosteloze, maar ooit trotse metaalstad Sheffield. Zijn nichtje Sue verkeerde in dezelfde omstandigheden. Maar Paul begon aan een succesvolle carrière aan universiteiten over de hele wereld. Sue’s vader overleed, zij werd tienermoeder en haar dochters ook. Die verschillende levenswegen typeren enkele kloven die in de maatschappij zijn geslagen. De metropool staat tegenover de regio en de kleinere steden, de hoogopgeleide tegenover de laagopgeleiden en de moreel superieure wereldburger tegenover de ‘gewone man.’ Dat zijn tamelijk recente ontwikkelingen. Het optimisme van de westerse samenlevingen is verdwenen: daar tegenover staat het geloofwaardige vooruitzicht van een dystopie. De gouden jaren In zijn boek probeert Collier terrein terug te winnen voor een centrum-linkse beweging, de sociaaldemocratie in de volgens hem juiste vorm. Die had tussen 1945 en 1970 de overmacht in de westerse landen. Deze consensus werd gedragen door een gevoel van nationale verbondenheid. Maar de sociaaldemocratie kwam in de…
Begin jaren negentig was het einde van de geschiedenis nabij. De Muur was gevallen, democratie en kapitalisme zouden overal zegevieren. De superioriteit van het westerse model was aangetoond en binnen de kortste keren zou de hele wereld in een groot Suburbia veranderen, een prettige, hoewel wat saaie omgeving. Dit was het ‘Vals ochtendlicht’ waar tegen de Britse denker John Gray zich in dit boek verzet. Niks einde van de geschiedenis, hernieuwde strijd zou er komen, en ook geen eenvormigheid, maar een competitie van verschillende soorten kapitalisme zou de toestand in de wereld bepalen.