Waarom hebben de Chinezen nooit Europa binnengevallen? Waarom kwam de oprukkende islam niet verder dan dan de poorten van Wenen? En was het westen wel zo superieur als vaak wordt beweerd? Het zijn niet de minste vragen waar John Darwin zich in het boek After Tamerlane om bekommert. In zo’n vijfhonderd dichtbedrukte pagina’s wordt een wereldgeschiedenis weergegeven die barstensvol feiten en analyses zit. Geen gemakkelijke kost en ook niet bepaald meeslepend geschreven. Maar wel een veelzijdige en verhelderende benadering.
Dit boek hangt een beetje tussen de benadering van Paul Kennedy’s The rise and fall of Great Powers en Diamonds Guns, Germs and Steel in. Het geografisch determinisme van Diamond wijst hij af. Diamond dacht dat de opkomst van het Westen te verklaren is uit het feit dat de loop van rivieren en bergketens verhinderde dat er in Europa een rijk de macht greep. In China was dat anders en omdat er maar een keizer was was er geen competitie die Europa zoveel heeft opgeleverd.
Darwin richt zich niet op Europa, maar op ‘Eurasia’, het enorme continent van Lissabon tussen Vladivostok (inclusief de Britse en Japanse eilanden). Dat leidt tot een heel ander perspectief, waarin bijvoorbeeld de verovering van Siberië ineens een belangrijke rol speelt.
Voor Darwin is er niets onvermijdelijks aan de uiteindelijke overwinning van het Westen, maar was die afhankelijk van specifieke omstandigheden. Eeuwen lang was de voorsprong ook helemaal niet zo groot en was de invloed van Europa op de rest van ‘Eurasia’ beperkt. Pas na de industrialisering in de negentiende eeuw werd Europa snel veel machtiger.
Darwin beschrijft uitgebreid de politieke en economische verwikkelingen in het Midden-Oosten, China, India en Japan. Van de shogun in Tokyo tot de mamelukken in Egypte en de verwikkelingen in Iran, het komt allemaal voorbij. Daarmee poogt hij echt wereldgeschiedenis te schrijven. De manier waarop een land werd geleid en de economische ontwikkeling vormen voor hem de belangrijkste verklaringen.
China was naast West-Europa de meest waarschijnlijke kandidaat om aan de beperkingen van de pre-moderne economie te ontkomen. Volgens hem lukte dat niet omdat China een te verfijnd handelssysteem had. Maar ook de beschikbaarheid van steenkool maakte industrialisatie in Europa eenvoudiger. Dus er zit ook een geologisch element in zijn verklaring.
Darwin wijst nieuwsgierigheid naar andere werelden aan als iets typisch Europees. Andere culturen waren ervan overtuigd dat zij het beste waren en dat alles wat van elders kwam per definitie minder was. De keizer van China vond de geschenken die een Britse gezant had meegenomen niet boeiend.
Er heerste een sterk conformisme en tradities overheersten het geestelijk leven. Voor dissidenten was weinig tot geen plaats.
Ook de Europeanen gingen uit van de superioriteit van hun eigen beschaving. Maar dat had iun Europa een ander effect en leidde juist tot een sterk missionair streven, niet alleen in religieuze zin maar ook intellectueel. Het veroveren van de wereld was niet alleen maar een kwestie van eigenbelang, maar eigenlijk ook in het belang van de onderworpenen. De Europeanen meenden ook het enige pad naar vooruitgang te hebben gevonden.
Darwin voert de relativering nogal ver door. Tot op zekere hoogte terecht. Tussen het hoogtepunt van het Britse imperium tot zijn ondergang lag misschien een mensenleven. Rijken komen en gaan, dat is een belangrijke les van Darwin. Koloniale staten waren slechts oppervlakkige constructies. Misschien was de Aziatische volharding ten opzichte van Europa wel net zo bepalend als de nederlagen. Japan is daar het beste voorbeeld van.
De schrijver van dit boek is niet bang om gebruikelijke visies op zijn kop te zetten. Vermakelijk in het licht van wat de laatste jaren uit ten treure is beweerd is zijn opmerking dat de eenheid van kerk en staat voor Europa eeuwenlang juist een kracht was. Ook gaat hij ervan uit dat een in Europa breed gedeeld liberalisme het mogelijk maakte om de rest van de wereld te veroveren. Ook Rusland deelde daar tot op zekere hoogte in.
Naarmate het boek de huidige tijd nadert wordt het wat minder opzienbarend. Misschien omdat het bekender terrein is. Toch is er ook daar genoeg te vinden. Zo komt hij met de opmerking dat globalisering vaak de groei van sterke staten stimuleert. Tot 1914 gingen globalisering en staatvorming hand in hand. Daarna liep het mis en kwam er in landen als Duitsland en Rusland een sterke reactie tegen de openheid die bij de globalisering hoort.
Na de Tweede Wereldoorlog bleven er aanvankelijk twee rijken over: de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Die laatste hield het niet erg lang uit. Voor de Verenigde Staten zou dat wel eens anders kunnen zijn, denkt Darwin. Kort gezegd vooral omdat er geen rivaal te vinden is (ook China niet) en de (aantrekkings)-kracht van de Verenigde Staten nog erg groot is. De Amerikaanse macht overtreft alles wat in de afgelopen vijf eeuwen te zien is geweest. Maar na Tamerlane, de laatste van de grote Mongoolse heersers (1336-1405) zal het niemand snel lukken om heel ‘Eurasia’ te overheersen.
Waardering:
John Darwin, After Tamerlane. The rise and fall of global empires 1400 -2000 (2007)
Geen reacties