De toekomst haalt ons soms in, schrijft Christopher Coker in het boek Future War. Voorspellingen komen uit, al zijn ze amper gedaan. Zo schreef de Fransman Jaques Attali ongeveer tien jaar geleden over religieuze groeperingen die landen zouden veroveren. Zie hier Islamitische Staat.
De toekomst is kenbaar juist omdat die op het heden lijkt, dat is het uitgangspunt van dit werk over de toekomst van oorlog. Dit is geen catalogus vol technische snufjes zoals drones, exoskeletten en nanobots die de oorlogvoering zullen veranderen. Het gaat om welke rol oorlog krijgt en de verhouding van de mens met de techniek en uiteindelijk zichzelf.
Meer dan bij de fabrikanten van hardware gaat hij te rade bij science fiction schrijvers en filosofen. Want het denken over de toekomst geeft mede vorm aan die toekomst.
Maar het meest geeft het verleden daar richting aan. Techniek wordt al eeuwen gebruikt om de slagkracht en het uithoudingsvermogen van soldaten te vergroten. Dat gaat steeds verder, van de vuistbijl naar elektromagnetische stimulatie van de hersenen. Er komt misschien een pil tegen post traumatische stress stoornis.
Coker stelt dat het onderscheid tussen mens en machine al wegvalt: ze maken beiden deel uit van een systeem, kunnen niet zonder elkaar. We dragen meer en meer taken over aan machines, dus ook aan wapensystemen. We zijn al verweven met de techniek, een inzicht dat bijvoorbeeld ook filosoof Peter-Paul Verbeek onder de aandacht brengt. Daarom is de vrees dat we opgeslokt worden door machines onterecht. We zijn er zelf bij.
Die ontwikkeling van de machine zal doorgaan, en ook de zogeheten ‘killer-robots’ zal niet te stoppen zijn, ondanks het verzet van honderden computerwetenschappers en mensenrechtenorganisaties. Dit is het vervolg op ontwikkelingen uit het verleden, geen breuk, zoals de tegenstanders stellen. Maar als de machines zo slim worden dat ze de instructies van de mensen niet meer altijd willen volgen, kunnen er een punt komen waarop de vraag is of oorlog ons nog nodig heeft. In feite neemt de ‘menselijke ruimte’ op en achter het slagveld al af. Na 2035 kan dat nog een stap verder gaan.
De rode draad in het verhaal is dat oorlog in de toekomst vooral een voortzetting is van oorlog nu. Het gaat om evolutie, niet om revolutie. Hij gelooft niet in het verdwijnen van oorlog, en ook niet dat de aard van oorlog wezenlijk verandert. Oorlog is teveel een onderdeel van het menselijk bestaan geweest en voorziet in een behoefte. Oorlog neemt ook een belangrijk deel in van de menselijke verbeelding, vergelijkbaar met religie. Een groot deel van de literatuur, films en games draait om oorlog. Nog een reden waarom we niet zonder oorlog kunnen of willen.
Maar er ontstaan nieuwe vormen, (of die zijn al ontstaan), zoals cybersabotage en kleinschalige oorlog. Oorlog is niet meer voorbehouden aan staten, maar ook bewegingen als IS voeren oorlog. En waarom noemen we het massale geweld in Mexico en andere Midden-Amerikaanse landen geen oorlog? Oorlog wordt minder politiek en vluchtiger, zoals in het oosten van Oekraïne. Ook hier is de toekomst al begonnen.
Hij komt daarmee op een tamelijk pessimistische conclusie, waarbij een oorlog tussen grote machten (China en de VS) zeker niet uit te sluiten is en ook de instorting van de internationale orde niet.
Uiteindelijk gaat het hier om een mensbeeld, en in het beeld van Coker zijn emoties sterker dan de rede. ‘Rationality can not win against the passions.’ Maar oorlog heeft zijn nut en doel, en dat is niet perse slecht. We kunnen oorlog alleen overwinnen als de mensheid één groep wordt en dat zit er op korte termijn niet in.
Het boek van Coker biedt geen eenvoudige kost. Hij schiet heen en weer tussen science fiction en filosofie, techniek en cultuur. Zijn teksten lijken soms op columns, volgepropt met citaten en interessante terzijdes. Niet erg toegankelijk, wel verrijkend.
Geen reacties