Moellah Omar, de leider van de Taliban, was niet de grote terrorist waar het Westen hem voor hield. Zijn band met Al Qaidaleider Osama bin Laden was veel minder nauw dan we denken. En het talibanregime was geen middeleeuwse schrikbewind, maar een poging om recht en orde te herstellen in een door burgeroorlog verscheurd land.
Dat zijn de conclusies waar Bette Dam in haar boek Op zoek naar de vijand naar toewerkt. De belangrijkste stelling van het boek over moellah Omar komt kernachtig tot uitdrukking in de ondertitel: ‘het verhaal van een terrorist die een vriend wilde zijn’. Bette Dam heeft veel werk in dit boek gestoken en heeft paden betreden die andere journalisten en westerse militairen links hebben liggen. Dat heeft een verhaal opgeleverd dat zeker spannend en fascinerend is om te lezen. Maar haar bewijsmateriaal overtuigt mij niet helemaal.
Dam wijst er terecht op dat Afghanistan een enorm gecompliceerd land is. De strijd die sinds 2001 woedt is er niet alleen een tussen de regering en de taliban, maar ‘een voortdurend conflict tussen allerlei groepen’. Er zijn krijgsheren, drugsbaronnen, stamoudsten, boze neven en andere groepen of leiders die slaags raken. De rivaliteit tussen stammen was en is belangrijk. Niet iedere aanslag is het werk van de taliban al stellen de ‘mainstreammedia’ dat volgens haar wel zo voor. Dat zijn terechte punten en die complexiteit gaat in de berichtgeving soms verloren. Maar die punten sneeuwen langzamerhand onder in de pogingen haar stellingen te bewijzen.
Ze schetst een genuanceerd beeld van het karakter van Omar, de eenogige en bijna spreekwoordelijk mysterieuze leider van de taliban. Omar was een bijna ongeletterde geestelijke, die niet eens echt als moellah (islamitisch voorganger) was opgeleid. Dam toont aan dat Omar niet in Pakistan werd opgeleid. De taliban was niet het instrument van de Pakistaanse politiek, zoals het wel vaak gezien is.
Verschoppeling
Omar groeide op in heel nederige omstandigheden, als een halve verschoppeling. Toen de Sovjet-Unie Afghanistan bezette raakte hij betrokken bij de gewapende strijd. Hij greep in tegen misstanden zoals misbruik van kinderen, maar vernielde ook radio’s als die voor ‘verkeerde dingen’ werden gebruikt.
Hij liet zich slechts met moeite overtuigen om leider van de taliban te worden. Althans, dat is het verhaal. Dam moet hier vertrouwen op de getuigen en een enkel cassettebandje. Onafhankelijke waarnemers van deze gebeurtenissen waren er niet. Dat weerhoudt Dam er niet van haar hoofdpersoon van zeer nabij te tonen. “Hij zat vaak letterlijk met zijn handen in het haar, zijn blik op oneindig.” Omar geloofde stellig dat hij een afgezant van Allah was.
Ze vertelt ook hoe hij een gearresteerde vijand doodschoot. “Hij handelde alsof zijn leven in gevaar was.” Maar het was – afgaand op het relaas van Dam zelf – een standrechtelijke executie van een gevangene. Dat had best zo genoemd mogen worden.
Vrouwen
De strenge regels die Omar invoerde toen Kabul veroverd was door de taliban waren volgens Omar bedoeld om de zwaksten te beschermen, met name de vrouwen. Maar de vrouwen waren zonder meer het grootste slachtoffer van de strenge regels en het toezicht door het ministerie van Deugd en Ondeugd, schrijft Dam. Dat is een terechte conclusie.
Toch is het vervolg niet zo helder. Omar drong aan op een zorgvuldige rechtsgang, schrijft Dam. “Het intimiderende optreden van de religieuze politie was voor hem een grote zorg.” Hij wilde af van de tribale wetten waarmee hij opgegroeid was en die vervangen door de sharia. “Ik vond de Koran best mild in vergelijking met wat ik in Afghanistan aantrof. (…) Het zijn dan ook vooral de lokale tribale regels, samen wel Pasjtoenwali genoemd, die voorschrijven hoe de vrouw zich in de openbare ruimte zich moet gedragen.” Maar het waren juist ook die regels die Omar introduceerde in het veel modernere Kabul, waar veel vrouwen werkten.
Wat merkwaardig is ook haar uiteenzetting over de executies van de taliban. Er vonden volgens Dam tijdens de taliban-heerschappij veel minder terechtstellingen plaats dan gedacht en zes keer een steniging. Maar hoe betrouwbaar zijn die gegevens? Er waren zes stenigingen, schrijft ze. Moeten we dat weinig vinden?
Dit zijn nuanceringen die geen echte nuancering zijn. Omdat ze aan het fundament van een zeer rigide, vrouw- en mensvijandig bewind niet zoveel af- of toedoen.
Osama en Omar
Het andere heikele onderwerp is de verhouding tussen de taliban en Al Qaida en hun leiders, moellah Omar en Osama bin Laden. Op meerdere punten zijn de verschillen duidelijk. De taliban streefde naar een islamitische staat in Afghanistan, terwijl Al Qaida een internationale jihad wilde voeren. Dat verschil is voor de kenners geen nieuws. Omar was een zeer arme man, die nooit ver van huis was geweest. Bin Laden was een miljonair die in verschillende landen had gewoond.
Maar dan wordt het verhaal mistiger. In 1996 kwam Bin Laden in Afghanistan aan. De taliban wantrouwde hem, maar lieten hem zijn gang gaan toen hij radicale statements ging uitvaardigen. Omar moest hier niets van hebben. Bin Laden trok zich van een verbod echter niets aan. Omar deed er niets tegen, behalve een brief schrijven. Na de aanslagen in Kenia en Tanzania (1998) en de daaropvolgende raketaanval op het kamp van Bin Laden in Afghanistan, ontkende Omar dat Bin Laden iets met terrorisme te maken had.
De taliban gingen op zoek naar erkenning van andere staten. Was dit de vijand die een vriend wilde zijn? In contacten met de Amerikanen had Omar vooral ‘wensen en adviezen’. Hij wilde een ambassade en economische hulp en vroeg om het aftreden van de in een seksschandaal verwikkelde president Clinton.
Dit patroon van spanningen en weinig consequent optreden bleef zich herhalen. Er kwam zelfs een rechtszaak in Kabul waarin Bin Laden werd veroordeeld wegens zijn persconferenties en politieke statements. De straf vermeldt Dam jammer genoeg niet. Even later verdedigde Omar zijn gast Bin Laden als ‘een man van eer’. Volgens Dam nam Omar op dat moment een ‘juiste beslissing’ om Bin Laden niet uit te leveren, want het bewijs tegen Bin Laden was mager.
Kat-en-muis
De taliban stonden daarna opruiende interviews van Bin Laden toe. Maar vervolgens vroeg Omar Bin Laden te vertrekken, volgens de zoon van Bin Laden. Ook waren er achter de schermen pogingen om Bin Laden te lozen of zelfs te laten doden.
Het kat-en-muisspel bleef doorgaan. De VN en de VS drongen aan op maatregelen en uitlevering, de taliban deden uiteindelijk niets. In het openbaar bleef Omar de onschuld van Bin Laden verdedigen. De VS vielen niet lang na de aanvallen van 11 september 2001 het land binnen. De taliban wist niets van die plannen voor de aanslagen, schrijft Dam. Dat lijkt me ook wel logisch. De taliban werd beschuldigd van het onderdak bieden aan terroristen, voor zover ik weet niet van het medeplegen van de aanslagen.
In dit deel van het verhaal ontbreekt een belangrijke gebeurtenis. Er wordt geen melding gemaakt van de moord op Taliban-tegenstander Ahmed Massoud, een paar dagen voor de aanvallen in de VS. Volgens velen was die moord een geschenk van Al Qaida aan de taliban.
Bin Laden vluchtte naar Pakistan nadat de Amerikanen Afghanistan waren binnengevallen in 2001. Hij werd in 2011 gedood door de Amerikanen. Moellah Omar dook onder in eigen land, zo blijkt uit de naspeuringen van Bette Dam. Er werd weinig meer van hem gehoord. Zelfs zijn dood in 2013, door natuurlijke oorzaak, hield dat taliban twee jaar stil.
Voorwaarden
Wilde Omar een vriend zijn? Misschien wel, maar dan op zijn voorwaarden. Hij had niet door hoe belangrijk Bin Laden was voor de verhouding van Afghanistan met de buitenwereld, niet alleen voor de Amerikanen maar ook voor de Saudi’s.
Dam schreef eerder een boek over de Afghaanse president Karzai. Voor dit boek heeft Dam met heel veel mensen uit de omgeving van Omar gesproken. Ze is hem heel dichtbij gekomen, ook al was hij al dood. Het verhaal dat Omar zich jaren schuil hield in Afghanistan en dat Amerikanen zelfs zijn huis doorzochten, is spectaculair. Het is een bewijs dat Afghanistan door vreemde machten niet te beheersen is, als dat bewijs na 18 jaar oorlog nog nodig is.
Maar haar stellingen vind ik niet sterk onderbouwd. Het zijn in beide gevallen nuances die aan het fundamentele verschijnsel bijna niets af- of toedoen. De taliban schiep een hardvochtig en extreem bewind, met name voor vrouwen, maar ook voor anderen. En de taliban hield Bin Laden de hand boven het hoofd, ook toen hij zich niet aan hun regels hield en het steeds duidelijker werd dat hij internationale terroristische acties organiseerde.
Is het daarmee een slecht boek? Nee, want Dam heeft door haar speurtocht meer inzicht gegeven in het ontstaan en de denkwereld van de taliban en in een land waar ook Nederland al meer dan tien jaar militairen heen stuurt. En het is bovendien zeer leesbaar. Het is wel een boek dat je kritisch moet lezen, zoals ieder boek.
Geen reacties