Radicalisering – Amy-Jane Gielen

mei 28, 2008

gielenRadicalisering is hot. Het barst van de boeken en rapporten die vrijwel allemaal veel aandacht krijgen. De angst dat er misschien ergens een tweede Mohammed B. rondloopt is groot. Dus alles wat er aan bij kan dragen om dat te voorkomen is welkom.
Maar hoe werkt radicalisering? Is het altijd erg en kan de overheid er wel iets tegen doen? Politicoloog Amy-Jane Gielen probeert op die vragen antwoord te geven in haar boek over radicalisering bij moslimjongeren en bij rechtsradicalen.

“De rol van identiteit wordt altijd genoemd, maar nooit toegelicht,” is haar stelling. Nooit is misschien wat te stellig: zie bijvoorbeeld dit artikel van de Amerikaanse hoogleraar Michael Mazzar. Gielen licht die rol wel toe, maar het probleem is dat identiteit bij haar erg veelomvattend wordt. Identiteit is persoonlijk, existentieel, interpersoonlijk, maar ook collectief, dynamisch, reflexief en multiple: in vertaling: het is wat je bent, hoe je omgaat met anderen en functioneert in een groep, maar dat kan ook veranderen in de loop van de tijd en een mens heeft over het algemeen meerdere identiteiten. Daarmee is identiteit zo breed geworden, dat bijna alles er onder valt. En dan is de conclusie dat bij radicalisering de rol van identiteit erg groot is, niet meer verbazingwekkend. De vraag is natuurlijk hoeveel dat dan nog zegt.

Deze benadering levert wel een groot voordeel op. Want de redenering dat radicalisering een gevolg is van bepaalde teksten, incidenten of omstandigheden wordt ermee ondermijnd of op zijn minst aangevuld. Radicalisering ontstaat niet door lezing van de Koran of Mein Kampf, de aanwezigheid van buitenlanders, of de aanslagen van 11 september. Die zaken kunnen de aanleiding zijn, een breekpunt in iemands biografie, maar moeten nog wel in vruchtbare aarde vallen om tot radicalisering te leiden.

Spiegelbeeldig zit er wel een nadeel aan: politieke omstandigheden moeten toch wel iets te maken hebben met processen waarbij mensen radicale of zelfs extremistische keuzes maken? De Weimar-republiek kende meer radicalen dan Nederland in dezelfde periode. Te veel nadruk op psychologie kan de historische en politieke kant van het verhaal overschaduwen.

Haar conclusie dat radicalisering in islamitische of in rechts-radicale kring vergelijkingen vertoont klinkt op het eerste gezicht opzienbarend, maar is dat eigenlijk niet. Er wordt immers hetzelfde woord voor gebruikt. Ook tussen het koken van witte en rode kool bestaan overeenkomsten, al is het eindresultaat niet hetzelfde.
Bij beide groepen gaat het om een proces van uitsluiting en binding. Uitsluiting, deels gekozen, deels opgedrongen, uit de mainstream-samenleving, en insluiting in een kleine groep die een geborgen gevoel geeft. Als familie, zoals een van de rechts-radicalen zegt. Moslimradicalen spreken over ‘broeders’ en ‘zusters’.

Ook ideologisch zijn er overeenkomsten. Ook van deze constatering hoeven we niet van onze stoel te vallen. De gelijkenis tussen diverse stromingen die het liberale wereldbeeld afwijzen is natuurlijk niet onopgemerkt gebleven. Kijk bijvoorbeeld naar het werk van John Gray of Ian Buruma. Enkele kenmerken zijn: het verwerpen van kapitalisme, afkeer van de vermeende leegheid van het moderne bestaan en de verleidingen van de grote stad als prostitutie en homoseksualiteit, voorkeur voor strijd, zonodig tot de nood erop volgt, een gevoel van bedreiging en een heilig geloof in het eigen doel, en vaak ook antisemitisme. Binnen dit brede raamwerk kunnen er allerlei varianten bestaan en zelfs keiharde onderlinge strijd tussen aanhangers van diverse anti-liberale stromingen.

De waarde van dit boek ligt wat mij betreft meer in het empirische gedeelte, waaronder de gesprekken met de radicale rechtse jongeren uit Almere die een aantal gewelddadige acties pleegden. Onomwonden verwoordt een van de leden van de groep zijn droom: “Een groot blank rijk zonder joodse invloeden en joodse macht, volgens de architectuur van het Derde Rijk, islamvrij, zonder zigeuners en homo’s.” Hun ouders bevestigden hen in een groot deel van hun ideeën, maar wijzen het overtreden van de wet met gewelddadige acties af. Op school werden hun opvattingen niet serieus genomen.

Daarnaast beschrijft Gielen de eerste ervaringen met anti-radicaliseringsactiviteiten in het Amsterdamse stadsdeel Slotervaart. Ze is daarover vrij positief. Bij de ‘interreligieuze dialoog’ spraken gelovigen met verschillende achtergronden met elkaar. De jongere islamitische deelnemers zouden hierdoor hun bekeringsdrang hebben opgegeven en daarmee misschien het idee dat de islam per definitie het beste is voor alle mensen.

Of ze radicaal waren, was overigens zeer de vraag. Maar ze zijn het in ieder geval niet geworden. ‘Socratische gesprekken’ waren er voor moslimjongeren om hen meer te leren om over geloof in discussie te gaan. En volgens Gielen hebben die ook een gunstig effect gehad.

Haar conclusie is dat dit soort preventie werkt. Maar er moet volgens haar meer gebeuren. Het huidige model is ‘zeer onderontwikkeld’. Haar pleidooi dat preventie niet alleen gericht moet zijn op het voorkomen van radicalisering, maar ook op het ‘terughalen’ van radicalen is verstandig.
Ze haalt wat cynisch aan dat er volgens de spotjes 200.000 mensen werken tegen terrorisme maar dat de reclassering geen aandacht of tijd heeft voor de rechtsradicalen die uit de gevangenis komen.

Amy-Jane Gielen, Radicalisering en identiteit.
Radicale rechtse en moslimjongeren vergeleken.

(Visited 359 times, 2 visits today)
Samenvatting
Review Date
Boektitel
Radicalisering en identiteit, Amy-Jane Gielen
Waardering
41star1star1star1stargray

Een reactie

  • Unbekkannt augustus 5, 2008op4:44 pm

    Lachwekkend
    Wat een grote onzin, ik was aanwezig in de zaak, heb het boek en het dossier in handen gehad… leugens, leugens van de slinkse media

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.