Als bewoner van de Amsterdamse Kalverstraat was René Descartes in 1635 op zijn plek. Hij kocht verse kadavers van kalveren en ossen die daar werden geslacht voor zijn anatomisch onderzoek.
Want Descartes was niet alleen een denker, maar ook onderzoeker. Hij hield zich bezig met optica, medische vraagstukken, wiskunde en meteoren. Filosofie en meer praktische wetenschap gingen toen nog hand in hand.
Zijn grootste ambitie was om het klassieke wereldbeeld, gevestigd op de ideeën van Aristoteles, om ver te werpen. Hij introduceerde de twijfel. Alleen de rede zou kunnen bepalen of iets waar of onwaar is.
Dat was destijds een zeer controversieel idee. De verspreiding van zijn opvattingen in de Republiek in de zeventiende eeuw leidde tot opstootjes op de universiteiten van Utrecht en Leiden. De leer van Descartes werd in de ban gedaan. In Utrecht werd die formeel pas een paar jaar geleden tijdens een officiële plechtigheid werd opgeheven.
Descartes was geen atheïst. Hij wilde juist het bestaan van God aantonen. Maar zijn opvattingen konden wel tot atheïsme leiden, stelden zijn tegenstanders. Het cartesisme zou niet alleen de theorie over de juiste manier van kennis verzamelen omver kegelen, maar ook de hele religieuze en maatschappelijke orde.
Teleurgesteld door de negatieve reacties in Nederland vertrok Descartes naar Zweden op uitnodiging van koningin Christina. Het klimaat daar werd hem al snel fataal. Descartes werd op een klein kerkhof begraven, maar zo’n vijftien jaar na zijn dood werden zijn stoffelijke resten opgegraven. Hij zou in Frankrijk als een van de grote zonen van het land op plechtige wijze worden bijgezet.
Daarmee begon een enorm gesol met de botten van Descartes. Deze werden net zo behandeld als de relikwieën van middeleeuwse heiligen. In de negentiende eeuw werd zijn opvallend kleine schedel object van wetenschappelijke strijd rond het schedelmeten. Want hoe konden daaruit zulke grote gedachten zijn voortgekomen?
De verwikkelingen rond die botten en de schedel van Descartes vormen een van de hoofdlijnen in het boek van Russel Shorto, directeur van het John Adams Institute. Daarnaast is het deels biografie, deels ideeën- en wetenschapsgeschiedenis. Maar het meest is het een stellingname in de weer actuele strijd tussen geloof en rede. Die actualiteit onderstreept hij door niet alleen in de archieven te speuren, maar ook met allerlei mensen te spreken over de huidige betekenis van Descartes. In de Amerikaanse staat Maryland ontmoet hij een christen die de Franse filosoof nog altijd als de bron van alle ellende ziet. De geest kan misleid worden, is zijn stelling. Daarom is God nodig.
Daartegenover staat Ayaan Hirsi Ali, die juist een lofzang op de rede zingt. Zij vertegenwoordigt het kamp van de ‘radicale Verlichting’.
Shorto wil tussen deze twee uitersten een verstandige middenpositie innemen. Hij wil de rede niet ontkennen, maar wel een plekje voor de religie of andere irrationele systemen overlaten. De rede alleen kan niet alles oplossen, houdt hij Hirsi Ali en de haren voor. Terecht schrijft hij dat er een grens is aan de ‘redelijkheid’ van mensen. En het compleet verwerpen van ieder ander denksysteem zoals religie is intolerant en onredelijk. Daarmee krijgt het, zou je kunnen zeggen, de trekjes van de systemen die het verwerpt.
Maar Shorto heeft ook een meer persoonlijke opvatting over de rede, die soms doorklinkt. De ‘rede’ is een leeg vat, die weinig zin geeft aan het leven. Godsdienst of kunst kunnen dat wel. Shorto lijkt meer te voelen voor de manier waarop de Amerikanen Verlichting en godsdienst combineren dan voor de hard-line seculiere houding die in Europa overheerst.
Shorto mengt in dit boek met gemak anekdote en analyse, heden en verleden, geschiedenis en journalistiek. Hier en daar is de dosering wat onevenwichtig. De wederwaardigheden van de botten wordt erg uitgebreid weergegeven en de filosofische uiteenzettingen zijn soms wat kort door de bocht. Maar hij heeft een aantrekkelijk boek geschreven over een ingewikkeld en nog steeds controversieel onderwerp.
Waardering:
Russell Shorto, De botten van Descartes. Een beknopte geschiedenis van het conflict tussen geloof en rede. Uitgeverij Mouria, 22,50 (2008)
Deze recensie verscheen op 24 december in het Parool.
2 reacties
De botten van Descartes
Zoals jij al dacht vind ik het een prachtig boek.
De geschieden is mooi verteld ,de hoofdfiguur ,weet zich te handhaven. Naturlijk heeft hij tegenstanders en roept het twijfelen op.
Dat doet wetenschap nog steeds ,gelukkijg.
Dat doet de denker bezigblijven met
denken .
Descartes sluit niks uit ,na zijn dood gebeurt wat gebeurt tijdens de revolutie ,valt de koning en vele anderen .Condorset blijft lang overeind ,doch ook hij komt om,hoe? dat wordt,ook hier niet duidelijk.
Wat overeind blijft is de denkwijze van Descartes ,door de jaren en eeuwen heen,blijven zijn hersenen en gedachten invloed hebben. Ook nu nog weten we allen wie hij is en waarom.Zijn botten leiden een eigen boiend leven..!Alles samen
geeft hem waade en geldigheid ,om er met onze kleininderen over van gedachten te wisselen.
Bovendien is het boiend geschreven.Prachtig boek.dank je wel Dhorto.
Tussen geloof en rede speelt het leven zich af ,wij leven in een democrtie ontleent aan rechten en plichten en zouden ons niet van de wijs moeten laten brengen door de gifmengers ,daar mag de rechter zich in mengen en een wijs oordeel over vellen en uitspreken
de botten van Descartes
het is een prachtig boek van lezen. Je heb een goede woordenschat nodig om dit boek te lezen. Ik ben 15 jaar oud en het gaat best wel.