Recensie door: Luc Panhuysen
De Republiek der Verenigde Nederlanden werd op het hoogtepunt van haar macht in de zeventiende eeuw omringd door hongerige haaien. De Republiek dacht het spel van de grote politiek te kunnen overleven door zichzelf te blijven en gewoon veel geld te blijven verdienen. Maar dat vergrootte slechts de jaloezie, vooral bij die andere zeevarende natie, Engeland.
Mede hieruit zijn de Engelse oorlogen voortgekomen, de conflicten die de vaderlandse geschiedenis haar grootste zeehelden en de meest monumentale zeeslagen hebben nagelaten. De eerste Engelse oorlog (1652-54) werd voornamelijk gevochten onder bevel van Maarten Tromp, de tweede (1665-67) en de derde (1672-74) onder Michiel de Ruyter.
De eerste Engelse oorlog verliep rampzalig. De Nederlandse vloot bestond hoofdzakelijk uit bewapende koopvaardijschepen die niets konden beginnen tegen de Engelse zeekastelen. Het overleven van de Republiek stond op het spel. Als de rijke retourvloten uit de kolonieën niet konden worden beschermd, was er weldra geen geld meer om de oorlog te bekostigen en was men overgeleverd aan de grijpgrage vijand.
De Republiek moest grotere schepen hebben, iets waartoe net op tijd werd besloten. Johan de Witt drukte het besluit door om voor een monsterbedrag van zes miljoen gulden een nieuwe generatie slagschepen te bouwen. De knieperige regenten konden ternauwernood van de noodzaak worden overtuigd. Ze kregen er geen spijt van.
Vlak voordat de tweede Engelse oorlog uitbrak, gleed de Zeven Provinciën van de helling. Alleen die naam al, alsof de republikeinse eenheid helemaal niet werd gehinderd door een bestuursvorm waarin zeven gewesten zich vastbeten in iedere mogelijkheid tot inspraak en zeggenschap. De Zeven Provinciën werd het vlaggeschip van Michiel de Ruyter en dankzij zijn overwinnigen boekte ook het idee van de nationale samenhang succes. Sindsdien is het schip in maritieme kringen uitgegroeid tot een idool; in de afgelopen eeuwen werden er acht schepen naar vernoemd. Het is ook een van de meest geschilderde zeewaardige objekten uit de Gouden Eeuw.
Over de Zeven Provinciën is een boek verschenen dat met een spanwijdte van 88 centimeter de majesteit van een linieschip met volledige tuigage benadert. Het is geschreven door Kees Dik, een verwoed modelbouwer. Dik, inmiddels overleden, heeft jaren gedaan over de reconstructie van het schip en zijn zoektocht naar gegevens voerde hem over de hele aardbol. Het heeft een boek opgeleverd dat niets aan de verbeelding wil overlaten. In deze opzet is de auteur gelukkig niet geslaagd. Ik ken geen boek over zeventiende-eeuwse slagschepen waarmee de verbeelding beter uit de voeten kan dan dit.
Modelbouwers zijn geobsedeerd door het voorbeeld, dat ze tot in detail willen overbrengen naar hun weergave. Daarvoor is het belangrijk om de maten te weten. Maar in de zeventiende eeuw werd nog niet gebouwd aan de hand van ontwerpen en bouwtekeningen. Van De Zeven Provincien waren vrijwel alleen lengte, breedte en hoogte bekend, de rest was routine en improvisatie tijdens de bouw. Deze bouwwijze heeft Dik gedwongen heel goed naar afbeeldingen uit de zeventiende eeuw te kijken. Alle tekeningen, schilderijen en aquarellen die hij voor zijn schip nodig had, staan in dit boek afgebeeld. Vooral de grisailles van vader en zoon Van de Velde zijn goed vertegenwoordigd: ooggetuigen van een wereld vol zeil en zee, met oprijzende scheepswanden en slingerende wimpels, veelal tot stand gekomen in een deinende sloep.
Omdat modelbouwers van alles de precieze afmetingen en het exacte uiterlijk willen weten, heeft de auteur zich geen moeite gespaard. Van de versierselen wordt iedere nimf, iedere zeegod en guirlande tegen het licht gehouden. Werkelijk alle zeilen, touwen, masten, dekken, hutten, deuren en bedstedes worden genoemd, van afmetingen voorzien en getekend. Ook de kanonnen, waarvan de Zeven Provinciën er tachtig bezat, zijn met al hun variaties en kalibers afgebeeld. Zodoende is ‘De Zeven Provincien’ een ongeëvenaard prentenboek geworden van de belangrijkste periode uit de Nederlandse maritieme geschiedenis en een tot op de laatste millimeter nauwkeurige kroniek van het dagelijkse leven op een oorlogsschip.
Blader door dit boek en breek je tong over het dialekt dat de scheepsbevolking uitsloeg. De onderschriften bij de illustraties geven een indruk: `Let op de uitgeschoven pentebalk met het kiprakel’ of: `Hier is duidelijk te zien dat het luizenplechtje hoger ligt van het verdek’. Maar vooral: wandel over de vijf dekken, snuif de teer in de voegen, glij uit over de valreep en klauter naar de mars, het platform in de mast waar de uitkijk zijn blik over de horizon liet glijden.
De schepen uit die tijd waren merkwaardige vaartuigen met een wat iele boeg en een hoog oplopende achterkant die was versierd met trossen verguld houtsnijwerk (de ornamentiek van de Engelsen was rijker en werd door de Nederlanders smalend `peperkoek’ genoemd). Het nieuwe slagschip was een drijvend bastion waarin ruim tweehonderd volwassen eiken zaten verwerkt en dat met zijn lengte van vijftig meter ruimte bood aan meer dan vierhonderd bewoners. Aan boord bevonden zich enkele toiletten; het gewone scheepsvolk hurkte boven de boeggolf op het `luizenplechtje’, de officieren togen naar het `gemak’, ergens overdekt in de kampanje.
Achterin Diks boek bevindt zich bij wijze van toegift de eerste biografie die van De Ruyter werd geschreven. De meeste roem behaalde hij tijdens de Vierdaagse Zeeslag, waarin de Zeven Provinciën als vlaggeschip diende. In een doorsnede op bladzijde 52 staat de kajuit afgebeeld waarin hij schreef: `Nadien passeerden de vijand en wij elkaar nog twee keer, de laatste maal werd mijn grote steng met vlag en wimpel afgeschoten.’
Indringender dan de zakelijke admiraal spreekt het boek. Een zeeslag was een kakofonie. Op het kampanjedek stonden trompetters die De Ruyters commando’s doorgaven, daar doorheen klonken musketvuur, gekerm van gewonden, kanonskogels die krakend insloegen of met een klap een zeil doorboorden, geschreeuw van de kanonniers uit de scheepsromp en de schoten van het eigen geschut. Na twintig salvo’s wist niemand de vijand meer te vinden, omdat dikke plukken kruitdamp het zicht ontnamen. Twee dekken waren voorzien van brede roosters, die de kanonniers de nodige zuurstof moesten geven.
Het boek van Dik beleeft inmiddels zijn derde druk, wat zeker gezien de prijs wijst op een opleving van de interesse in de roemruchte jaren op zee. Tal van modelbouwers hebben op basis van Diks tekeningen een model gemaakt; een Duitser heeft zelfs een electronisch bestuurbare Zeven Provinciën gefabriceerd, waarvan alle zeiltjes automatisch omklappen als het schip overstag gaat.
Ook buiten de sekte der modelbouwers is interesse in de zeevaart uit de Gouden Eeuw zichtbaar. In Lelystad is vorig jaar begonnen met de bouw van de Zeven Provinciën op ware grootte. De werklieden van de Bataviawerf hadden te kampen met hetzelfde probleem als Dik: geen bouwtekeningen. Hoewel het boek modelbouwers van alle schema’s en maten voorziet, vormt het voor de timmerlieden in de Flevopoler geen blauwdruk. Daar heeft men gekozen voor de oorspronkelijke bouwwijze. Men is gewoon begonnen. In de zeventiende eeuw bouwde men een zeekasteel in drie, vier maanden. Wanneer de Bataviawerf De Zeven Provincien nummer tien oplevert is onbekend.
Een reactie
bouw beschrijving 7 provincien van Dik
Uitstekend boek, zelf modelbouwer en had al, voor dit boek uitkwam, de romp van eigen model klaar.
Wel gebruik gemaakt van tuigtekening.
Helaas in de tekening van Dik een fout in het achterschip (spiegel te smal). Verder echter schitterend met heel veel informatie.
Zelf nu met de 7 Prov. uit 1782 bezig
Eigen model te zien op mbvp.nl