Mijn vriend Luc Panhuysen heeft in dit prachtige en kloeke boek een heel breed beeld van het rampjaar geschetst. De persoonlijke verhalen van drie hoofdpersonen, de diplomaat Godard Adriaan, zijn vrouw Margaretha Turnor en hun zoon, de militair Godard, zijn op een hele slimme manier gemengd met de algemene geschiedenis van de Republiek. De drie, die onderling driftig correspondeerden, waren nauw verbonden, maar ondergingen zeer verschillende ervaringen in dit rampjaar.
Rampjaar staat op de shortlist voor de Grote Geschiedenisprijs en is opvallend genoeg het enige van de vijf geselecteerde werken die geen biografie is.
Dat betekent niet dat dit een afstandelijk werk is. Verre daarvan, door het intensieve gebruik van de brieven zitten we dicht op de huid van de hoofdpersonen. Ze hebben zorgen over de oprukkende Fransen en het behoud van het landgoed, moeten behendig manoeuvreren in het diplomatieke mijnenveld van de zeventiende eeuw en komen vast te zitten in de modder met de marcherende troepen. Soms is de taal net iets te bloemrijk.
Oorlog, zo wordt overduidelijk, was in deze tijd niet alleen een edel strijdtoneel tussen twee legers, maar bracht voor vele burgers vernietiging en dood. Plundering en verkrachting maakten er, zeker bij de Fransen, integraal onderdeel van uit.
De redding van de Republiek was te danken aan Willem III van Oranje, volgens sommigen een ‘nurks autocraat’, maar ook aan de overmoed van Zonnekoning Lodewijk XIV, die te veel vorsten en heersers tegen zich in het harnas joeg. Wat is er logischer dan Willem III eens echt het middelpunt te laten zijn.
Dit is een zeer spannend en leesbaar boek, waar heel knap de diverse niveaus van de vertelling zijn verweven. Juist die combinatie van de persoonlijke ervaringen met de ontwikkelingen op militair, politiek en diplomatiek vlak maakt de kracht van dit werk. Als lezer wordt je daar bijna ongemerkt in meegesleept.
Waardering:
Luc Panhuysen, Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. (2009)
Een reactie
Geen biografie…
Dus zijn de andere vier verkapte biografien, verkapte hagiofrieen dus. he bah, als ze maar niet voor een van die vier gaan kiezen dan, zinnen die vooral gekenmerkt worden door ‘en toen’ en ‘ik’ lijken me amper basis voor iets wat geschiedenis genoemd mag worden.
‘blijft vaak bij navelstaar met enige importantie, maar helaas meestal zonder, gezever van over het paard der geschiedenis getilde ego’s.