Mensen moeten leren uitsterven, schrijft filosoof Lisa Doeland. Want het is een vergissing te denken dat het allemaal wel goed komt. Maar is alles dan verloren?
Vanaf de eerste zin van het boek van filosoof Doeland is duidelijk dat dit geen feel-good werk gaat worden. Ze begint met de ‘pijnlijke waarheid dat de wereld zoals wij die kennen allang voorbij is’. Ook is helder, al na die eerste zin, dat dit boek discussie oproept met uitgesproken stellingen. Klopt het wat ze zegt?
En wie wordt er bedoeld met dat ‘wij’? De schrijver en de lezer? Activisten van Extinction Rebellion, zoals Doeland? De mensheid? Naar eigen zeggen gebruikt Doeland het eerste persoon meervoud zo’n zevenhonderd keer in het boek, zonder duidelijk te maken wie ze er precies mee bedoelt. ‘Want het collectiveert. Het activeert.’ Maar juist het collectief maken van problemen kan leiden tot passiviteit. Gooi het maar over de schutting bij het ‘wij’.
Apocalypsofie verschilt op een belangrijk punt van vele klimaatboeken die nu verschijnen. Hier wordt niet voor de zoveelste keer uitgelegd hoe ‘we’ de ‘planeet’ kunnen redden. Dit is een uitgesproken pessimistisch werk, een pleidooi voor doemdenken. Doeland verzet zich tegen ‘gevaarlijke fantasieën’ die gebruikt worden om de onrust over de diverse crises te bezweren. Redden wat er te redden valt, dat is het hoogst haalbare.
Grenzen aan de groei
Het eerste bewijsstuk dat Doeland aanvoert, is het inmiddels vijftig jaar oude Grenzen aan de groei, van de Club van Rome. Sinds 1972 is er volgens haar ‘niets’ gedaan met de waarschuwingen uit dat rapport. De ondergang die daarin werd voorzien, is in volle gang. Ze vermoeit de lezer amper met statistieken of andere data die deze stelling onderbouwen, dergelijke beweringen worden als voldongen feiten gepresenteerd.
Maar er is een ‘ander einde’ mogelijk, schrijft Doeland, een karakterisering die eerder onder meer werd gebruikt door de Kroatische filosoof Srecko Horvat. Ze volgt hem in de uitleg dat de term apocalyps niet ‘het einde van de wereld’ betekent, maar duidt op een onthulling, een aankondiging van een wending. Die onthulling is al op tal van manieren gedaan, dus in die zin is dit een post-apocalyptische tijd.
Doeland legt een verband met haar activisme voor Extinction Rebellion. Actie is er volgens haar niet om te laten zien dat het nog niet te laat is, maar omdat het te laat is. Extinction Rebellion zelf schrijft op zijn website: ‘We hebben nog maar een paar jaar om de ergste gevolgen van de klimaatcrisis af te wenden, als we niet al te laat zijn.’ Dat lijkt behoorlijk overeen te stemmen met de opvatting van Doeland. Maar Extinction vervolgt: ‘Wat we de komende paar jaar doen bepaalt de toekomst van het leven op Aarde’. Is het idee dat ‘wij’ nu ‘de toekomst’ bepalen niet juist een van die ‘gevaarlijke fantasieën’ die de omloop doen?
Dit voorbeeld is tekenend voor de spanning in dit boek. Al stelt Doeland dat er onomkeerbare catastrofale ontwikkelingen zijn, ze wil niet het verwijt krijgen fatalistisch te zijn. Dat vergt nogal wat uitlegkunst. En dat is niet het sterkste punt van dit boek. Doeland heeft haar tekst doorspekt met verwijzingen naar tientallen denkers, waar haar eigen betoog soms achter schuil dreigt te gaan. Het is speuren naar wat ze zelf vindt. De onpraktische woorden die ze zelf bedenkt, zoals ‘apocalypsofie’ en ‘ecorexia’, helpen daarbij niet.
Loslaten
De geduldige lezer vindt toch genoeg waardevols. Doeland stelt dat ‘we’ de wereld die we kennen moeten loslaten en zo een andere toekomst mogelijk maken. Niet een wereld van groene dromen, maar een toekomst tussen de puinhopen, waarin ‘we’ er het beste van maken. Wie zich richt op concretere, lokale acties kan afkomen van het verlammende idee dat ‘het einde’ nabij is.
Die concrete actie is in ieder geval niet het streven naar een ‘circulaire economie,’ zoals bekend een doel van het Nederlandse kabinet. Geen enkele kringloop is volmaakt rond, zegt Doeland terecht. Ook het compenseren van bijvoorbeeld CO2-uitstoot is voortgaan op de bekende, heilloze weg.
Die weg is tot dusver vooral kapitalistisch. Doeland zegt het lastig te vinden het woord ‘kapitalisme’ te gebruiken, maar doet het toch tientallen malen. Ze heeft er beeldende beschrijvingen van zoals: ‘Kapitalisme is een machine die mensen, dieren en dingen opeet en vervolgens dumpt.’ Die economische systeem is volgens haar een van de belangrijkste drijvende krachten van de vernietiging van de wereld. Een goede tweede is het vooruitgangsdenken, dat tot uiting komt in het ‘wreed optimisme’ waardoor mensen denken dat het toch nog goed komt.
Er valt iets te redden
In plaats daarvan beveelt ze aan om te leren uitsterven, niet slechts te leren sterven, zoals klassieke filosofen betogen. Regelmatig verwijst ze naar de zesde uitstervingsgolf. Of de mens op korte termijn wordt bedreigd, is onduidelijk. De ene keer wordt die een ‘veerkrachtige soort’ genoemd, de andere keer noemt ze de kans groot dat ook de mens ‘eraan zal moeten geloven’. Hoe dat uitsterven gaat verlopen, wordt ook niet uit de doeken gedaan. Doeland schrijft vooral over ecologie, andere zogeheten global catastrophic risks zoals kernwapens en kunstmatige intelligentie komen niet of amper ter sprake. Maar misschien is de verwarring over het lot van de mens niet vreemd, want het gaat over de onbekende toekomst. En uitsterven is misschien meer een omschrijving van de huidige toestand dan een keiharde voorspelling.
Doeland pakt grote, existentiële kwesties, die vele mensen bezig houden, bij de kop. Hoe valt om te gaan met uitstervingsgolven, klimaatverandering, vervuiling? Ze zoekt de antwoorden niet in technologie, ideologie of een simpele verandering van levensstijl maar vooral in een andere manier van leven en denken, een andere houding. Verwacht geen simpele of geruststellende antwoorden, wel een grondige analyse. Doeland biedt een welkom tegengeluid tegen te rooskleurige voorstellingen van zaken, en verrassenderwijs ook tegen te sombere verwachtingen. Ja, er gaat veel verloren, maar er valt ook nog iets te redden.
Geen reacties