Dagboeken zijn voor de Tweede Wereldoorlog een van de belangrijkste bronnen. De vaak persoonlijke invalshoek van de schrijvers, gecombineerd met het concept waarbij steeds een dag of een paar dagen verstrijken, en de volstrekte authenticiteit maken inleving voor de lezer makkelijk. Denk aan het dagboek van Philip Mechanicus of dat van Etty Hillesum. En uiteraard Anne Frank.
Anderen schreven noodgedwongen of uit keus hun ervaringen later op. Dat kan een gepolijster verhaal opleveren, maar ook meer reflectie.
Twee recente boeken tonen de kracht van deze verschillende stijlvormen en laten zien hoe het Derde Rijk door twee Duitsers werd beleefd.
Geloof in een superwapen
Het dagboek heeft de titel Vreemdeling in eigen land meegekregen. Het is het verslag van Anna Haag, een schrijver, vrouw en moeder die tegen het regime gekant is. Ze luistert stiekem naar de BBC, maakt soms ‘gevaarlijke’ opmerkingen en grapjes. In sommige fragmenten schrijft ze ‘aan’ haar kinderen die in het buitenland verblijven, in andere stukken richt ze zich als het ware tot de presentatoren van de Britse radio. Ze beschrijft het dagelijks leven en geeft weer wat de apotheker en zijn vrouw allemaal beweren. Zij zijn hartstochtelijke nazi’s, die steeds weten te vertellen dat de Duitse legers binnenkort de overwinning zullen behalen door een of ander superwapen.
Haag is voortdurend bang om verraden te worden en leefde in een angst die wel een beetje te vergelijken is met die van tegenstanders van het regime in bezette gebieden. Ze haalt regelmatig be
richten aan over de gevangenneming of executie van mensen die op een of andere manier landverraad hebben gepleegd. Onschuldig lijkende opmerkingen kunnen fataal zijn. Zelf verborg ze het dagboek iedere avond in het kolenhok.
Anna Haag schrijft emotioneel, bevlogen, maar ook wel cynisch. En ze observeert scherp, bijvoorbeeld een groep Duitse soldaten die graag even de hand van een jong jochie vasthouden, of hem over zijn bol aaien.
Andere keren fantaseert ze over hoe het naoorlogse Duitsland eruit moet zien en heeft ze het over de ‘genezing’ van het Duitse volk, waar ze, zoals ze zich had voorgenomen, aan bijgedragen heeft.
IJzingwekkend rauw
Net als Haag was de veel jongere Horst Krüger een tegenstander van het regime. De memoires van zijn jeugd in het Derde Rijk, die voor het eerst in de jaren zestig verschenen, zijn ijzingwekkend rauw. Hij beschrijft het a-politieke klimaat van de wijk Eichkamp in Berlijn waar zijn standsbewuste ouders woonden. Ze waren geen nazi’s, maar van het soort welwillende en instemmende burgers waar het regime ook op bouwt.
Krüger heeft er geen chronologische autobiografie van gemaakt, de verschillende hoofdstukken gaan over een aantal episodes uit zijn leven, deels lang na de oorlog. Hij gaat als toeschouwer naar het destijds bekende Auschwitz-proces in Frankfurt in de jaren zestig, niet lang na het Eichmann-proces in Israël. Hij filosofeert daar niet zo over als Hannah Arendt en Harry Mulisch deden, maar betrekt de ervaring meer op zichzelf.
In de jaren dertig had hij een vriend die iets met het verzet van doen had. Ook Krüger wordt opgepakt, maar niet veroordeeld. Hij gaat het leger in, maar daar schrijft hij niet veel over. Alleen over het allerlaatste deel van de oorlog schrijft hij, als hij deserteert en naar de Amerikanen overloopt. Hij wordt krijgsgevangene en ervaart de vrijheid van het gevangen zijn.
De verhalen van Krüger grepen me door hun eerlijkheid, directheid en de fraaie vertelstijl. Het is een sombere zwart-witfilm, die soms iets noodlottigs heeft.
Deze twee boeken, die vlak na elkaar in het Nederlands verschenen, bieden een prachtige kans om ook de Duitse ‘goede’ kant van de oorlog op een directe en persoonlijke manier te ervaren.
Geen reacties