Korte inhoud: Twee boeken over het leven van militairen na hun missie in Afghanistan. Ze wijzen beide op de problemen na terugkeer in de ‘normale’ maatschappij na de heftige ervaringen in een gebied waar Nederland officieel niet in oorlog was, maar de spanning groot was. Ook de confrontatie met de Afghaanse manier van leven draagt bij aan de afstand tussen ‘hier’en ‘daar’, die moeilijk te overbruggen is.
Zoekresultaten voor: uruzgan
Nederland had nooit moeten beginnen aan de missie in Uruzgan, als de omstandigheden in Afghanistan de doorslag hadden gegeven. Maar de Nederlandse rol in de Navo en de verhouding met de Verenigde Staten waren belangrijker. Dat is de stelling van militair historicus Christ Klep. Op zich is het niet zo opzienbarend en deze conclusie was natuurlijk al te trekken op het moment dat de regering en Kamer beslisten.
Na de verkiezingen in Afghanistan van augustus 2009 liet de officiële uitslag lang op zich wachten. Maar al snel was duidelijk dat er op grote schaal was gefraudeerd in het voordeel van de zittende president Hamid Karzai. De schijnbaar aimabele en beschaafde man is sinds 2001 president van het land. Redelijk onverwacht kwam hij op deze positie terecht. Een mogelijke andere kandidaat werd door de Taliban vermoord, een ander was niet van de juiste stam. Karzai had alles mee: hij is lid van de Pashtun, de grootste stam in Afghanistan en sprak prima Engels. De diplomatieke Karzai was voor iedereen min of meer acceptabel.
Nederland staat niet bekend als militaristisch land. In het land van de koopman en de dominee lijkt voor de soldaat soms weinig plaats te zijn. 'De missie' in Afghanistan is daar geen uitzondering op. Deze moest vooral als opbouwwerk en niet als 'vechtmissie' worden gezien. Op het woord oorlog rust in officiële kring een taboe. Toch kunnen ook Nederlandse militairen niet zonder een zekere oorlogscultuur, zoals de bekende militair historicus Martin van Creveld het noemt. Soldaat in Uruzgan van majoor Niels Roelen is daar een mooi voorbeeld van. Hij heeft van zijn ervaringen in Oeroezgan een lekker oorlogsboek gemaakt, waarin de praatjes over de goede werken die daar worden verricht, tot een minimum beperkt blijven.
Voormalig advocaat Gijs Scholtens (1946) moet een van de meest tevreden Uruzgan-gangers zijn. De voormalige partner van advocatenkantoor NautaDutilh vertrok in februari vorig jaar voor een paar maanden naar de Afghaanse provincie en is er sinds november weer. Hij had het er zeer naar zijn zin. Scholtens was als specialist op het gebied van juridische zaken verbonden aan de missie. Zijn taak was het rechtssysteem in Uruzgan in kaart te brengen en te adviseren over verbeteringen. Het is misschien niet het meest urgente, maar wel een belangrijk deel van de missie. Want zonder een functionerende rechtsorde, ‘the rule of law’, wordt het nooit wat.
Toen kolonel Henk Morsink in Afghanistan het advies kreeg een bepaald konvooi niet te laten rijden, raadpleegde hij de set kaartjes met Bijbelteksten die hij van zijn schoonzus had gekregen. Hij las Psalm 32 vers 8. “Ik zal u onderwijzen, en u leren van de weg die gij gaan zult, mijn oog zal op u zijn.” Dat gaf hem het idee dat het konvooi toch veilig kon vertrekken. En hij is niet de enige militair die op de Bijbel vertrouwt. Kolonel Arie Vermeij vond steun in de tekst over de overheid die het zwaard draagt als een wreekster. (Romeinen 13 vers 4). Zo geeft Riekelt Pasterkamp in zijn boek over ‘militair, mens, missie’ nog wel meer voorbeelden van de sterke religieuze overtuiging van de Nederlandse militairen in Uruzgan. Het wordt niet duidelijk of hij ze daarop heeft uitgezocht (het boek verschijnt bij uitgeverij Kok in Kampen) of dat zij uitzonderingen zijn.
Moellah Omar, de leider van de Taliban, was niet de grote terrorist waar het Westen hem voor hield. Zijn band met Al Qaidaleider Osama bin Laden was veel minder nauw dan we denken. En het talibanregime was geen middeleeuwse schrikbewind, maar een poging om recht en orde te herstellen in een door burgeroorlog verscheurd land. Dat zijn de conclusies waar Bette Dam in haar boek Op zoek naar de vijand naar toewerkt. De belangrijkste stelling van het boek over moellah Omar komt kernachtig tot uitdrukking in de ondertitel: ‘het verhaal van een terrorist die een vriend wilde zijn’. Bette Dam heeft veel werk in dit boek gestoken en heeft paden betreden die andere journalisten en westerse militairen links hebben liggen. Dat heeft een verhaal opgeleverd dat zeker spannend en fascinerend is om te lezen. Maar haar bewijsmateriaal overtuigt mij niet helemaal. Dam wijst er terecht op dat Afghanistan een enorm gecompliceerd land is. De strijd die sinds 2001 woedt is er niet alleen een tussen de regering en de taliban, maar ‘een voortdurend conflict tussen allerlei groepen’. Er zijn krijgsheren, drugsbaronnen, stamoudsten, boze neven en andere groepen of leiders die slaags raken. De rivaliteit tussen stammen was en is belangrijk….
Pauw en Witteman zijn er geweest, de NOS, NRC Handelsblad maar ook de Viva en de Libelle. Bijna ieder medium heeft in de vier jaar dat Nederlandse militairen in de Afghaanse provincie Uruzgan actief waren, wel een embedded journalist daar heen gestuurd. Embedded moet je bijna letterlijk nemen. Journalisten krijgen van de militairen reis, logies en onderkomen en kunnen ‘van binnenuit’ verslag doen. Dat deed ook journalist Joeri Boom, voor onder andere De Groene Amsterdammer en Algemeen Dagblad. Maar hij was er niet tevreden over. Hij schreef de frustratie van zich af in een stevig en vlot geschreven boek. Daarin doet hij nog een keer verslag van zijn reizen naar Uruzgan. Hij beschrijft zijn eigen twijfels, zijn fascinatie voor het krijgsbedrijf, zijn gedachten over wat hij aan het doen is, zelfs zijn huiselijke beslommeringen. Op een pagina kan de lezer negentien keer het woord ‘ik’ of een afgeleide daarvan lezen. Strikt genomen gaat dit boek dan ook niet over Afghanistan, niet over Uruzgan, niet over de Nederlandse missie in Uruzgan, niet over de journalistiek over de Nederlandse missie in Uruzgan, maar over Joeri Boom in en om Uruzgan.
Zijn vader was een streng-gereformeerde, analfabete en straatarme voddenraper. Als kind zat hij in een tehuis, ging naar de zeevaartschool, kwam bij de mariniers, werkte in een jeugdgevangenis, werd legerpredikant. Na de uitzending naar Irak zat hij tijden op de bank, ‘op de rand van zelfdestructie’ tot hij naar Afghanistan kon. Dat is, heel kort samengevat, een van de levensverhalen in dit boekje met ervaringen van militairen en een of meer vertegenwoordigers van het thuisfront Op die manier krijgen we als het ware twee kanten van de medaille te zien. Wat betekent het dat een militair zich blootstelt aan gevaar, afgezonderd is van gezin in soms zware omstandigheden en wat voor gevolgen heeft het voor het thuisfront?
Over de missie naar Uruzgan is inmiddels een bescheiden boekenplankje verschenen. Daarmee komt de lat voor ieder nieuw te verschijnen werk automatisch hoger te liggen. We weten meer en veel kanten van de zaak zijn al op een of andere manier belicht. Journalist Jaus Müller van NRC Handelsblad koos er voor om veteranen aan het woord te laten. Het idee is dat zij, na hun loopbaan bij Defensie te hebben beëindigd, ze vrijuit kunnen praten. Dit moet een ‘zo eerlijk mogelijk’ beeld opleveren. “De getuigenissen van de militairen zelf komen het dichtst bij de waarheid.” Toch levert deze formule niet automatisch een goed boek op.