Politiek bedrijven kan niet zonder identiteit. Maar politiek bedrijven op basis van een nauwe identiteit leidt tot de ondermijning en het falen van de staat. We moeten naar bredere identiteiten. Dat is de stelling van Francis Fukuyama, de wereldberoemde politieke theoreticus die ooit het einde van de geschiedenis voorzag.
You believe in the politics of identity, don’t you?, vroeg BBC-journalist John Sweeney aan Geert Wilders in een scherp interview. Who doesn’t?, reageerde Wilders wat argwanend. Diegenen die in liberale democratie geloven, was het deadpan-antwoord van Sweeney.
Maar misschien krijgt Wilders wel gelijk. Bijna iedereen lijkt wel te geloven in identiteitspolitiek: links, rechts, activist of reaguurder. Het ultieme bewijs van de dominantie van ID-politiek is de overwinning in de VS van Donald Trump. Zonder die overwinning was dit boek er niet gekomen, schrijft Fukuyama op de eerste pagina van zijn boek.
Modernisering
Fukuyama gaat op zoek naar de bronnen van deze politiek. Hij begint bij Plato en komt uit bij Jean Jacques Rousseau. Die leerde dat ieder persoon een innerlijk zelf bezit dat verdrukt wordt door de samenleving.
ID-politiek is ook een consequentie van de modernisering. In traditionele samenlevingen hoeven mensen zich niet druk te maken over wie ze zijn. Dat is een gegeven dat niet kan veranderen. In een traditionele samenleving is het duidelijk wie waardering en erkenning krijgen: vaak de soldaten die hun leven wagen of de oude, wijze heren.
In de moderne tijd moeten mensen voortdurend keuzes maken en is een voortdurende strijd om erkenning gaande. Sinds de Franse revolutie gingen alle opstanden om erkenning. En dezelfde drijfveer motiveert islamisten en nationalisten, feministen en antiracisten.
Het probleem van een psychologische term als erkenning is dat die op heel veel zaken kan slaan. En dat doet het dus ook in dit boek. Trump is een van de meest succesvolle vertegenwoordigers van identiteitspolitiek, maar er zijn er veel meer. Van Poetin tot Osama bin Laden, allemaal zijn ze de woordvoerder van een groep die zich vernederd en gekleineerd voelt. Maar ook Black Lives Matters en het feminisme zijn uitingen van identiteitspolitiek.
Steen des aanstoots
Identiteitspolitiek is een populaire steen des aanstoots. Wie identiteitspolitiek bedrijft, ondermijnt de natie, de democratie, de klassenstrijd. Ook al ziet Fukuyama de onontkoombaarheid van ID-politiek, vooral van achtergestelde groepen, hij sluit zich bij dit negatief oordeel aan.
In de analyse van Fukuyama bezondigde links zich eerst aan ID-politiek. Links ging zich steeds meer richten op kleine groepen gemarginaliseerden: zoals vrouwen, etnische en seksuele minderheden. Samen toch een meerderheid van de bevolking, maar dat is blijkbaar niet zo belangrijk. Opvallend is dat hij Obama, de laatste ‘linkse’ president van de VS, prijst voor zijn plannen voor collectieve gezondheidszorg. Dat roept toch de vraag of de overheersing van links door de ID-politiek wel zo sterk was.
Fukuyama sluit zich aan bij de in sommige kringen populaire mening dat de linkse voorkeur voor politiek correct gedrag de echte reden is voor de overwinning van Trump. Ook vindt hij dat links zich meer moet richten op sociaaleconomische thema’s, iets dat bijvoorbeeld ook Ewald Engelen bepleit.
Gemeinschaft
Maar zijn uiteindelijke remedie voor identiteitspolitiek is een andere vorm van identiteitspolitiek, namelijk een die op de nationale identiteit is gebaseerd. Maar dan ‘de juiste soort nationale identiteit’. Dat moet dan een ‘credale’ (een volgens de woordenlijst niet bestaand woord) natie zijn, een die niet gebaseerd is op materiële zaken maar op geloof in bepaalde waarden. Zo kan er weer iets worden hersteld van die sociale Gemeinschaft die verloren is gegaan. Maar dat moet, en hier kan een paradox zitten, gebeuren onder de waarden van de liberale democratie. Waren dat nu juist de waarden die eerder zorgden voor een verstoring van die gemeenschap?
Immigratie doemt vervolgens toch op als het grote probleem. Want die zet die nationale identiteit onder druk. Immigratie mag en moeten worden ingeperkt. Migranten moeten integreren. Dat is in Nederland en daarbuiten op zich niet een schokkende boodschap, al verschillen de meningen in hoeverre die integratie geslaagd is. Volgens Fukuyama is de verzuiling, met bijvoorbeeld islamitische scholen, een groot obstakel voor integratie.
Nuttig
Fukuyama heeft in dit boek op een tamelijk rustige manier bepaalde zaken over identiteit en waardigheid uiteengezet. Daarmee is dit zeker een nuttig boek. Hij verzet zich duidelijk tegen de economische interpretatie van het populisme en richt de aandacht terecht, maar zeker niet als eerste op de culturele of psychologische wortels.
Zijn benadering is nogal abstract en dat heeft voordelen. Maar het mist daardoor karakter, dat je wel kan vinden in boeken als Brit(ish) van Afua Hirsch (vertaald als Waarom ras er toe doet), die vertelt over haar worstelingen met identiteit met haar joods-Ghanese achtergrond, opgroeiend in een welvarend deel van Londen. Een van de dingen die in haar verhaal sterk naar voren komt is dat identiteit niet alleen iets wat je kiest, maar wat ook door de omgeving wordt opgedrongen.
Dit boek van Fukuyama lijkt heel anders dan zijn beroemdste werk, maar is daar toch wel mee te vergelijken. Het thema erkenning kwam daar ook al in voor. Net als toen neemt een belangrijk en zeer actueel onderwerp onder de loep, en vertolkt in zekere zin de tijdsgeest. Misschien niet zozeer de Amerikaanse, die mede door Trump zwaar gepolariseerd is. Maar zijn pleidooi voor een inclusieve nationale identiteit deed me bijvoorbeeld denken aan opmerkingen van Lodewijk Asscher en Femke Halsema. De maatschappelijke dienstplicht waar Fukuyama voor pleit heeft hier voorstanders als Sybrand Buma en eerder Pim Fortuyn.
Nieuw verhaal
Toch is er een andere uitweg mogelijk voor de schijnbare verdeeldheid. Die is niet het hameren op net een andere invulling van de nationale of Europese identiteit. Van dat laatste heeft Fukuyama verwachtingen die alleen nog in de diepste krochten van Brussel te vinden zijn. Het antwoord is niet een nieuw verhaal verzinnen dat onzekerheden moet uitsluiten en nieuwe antwoorden moet vinden. Het ligt eerder in het omarmen van de vaagheid en onzekerheid van identiteiten, van hun veranderlijkheid en veelvormigheid. Dat betekent niet het hameren op een identiteit of het toejuichen van diversiteit waarin de een dit is, en de ander dat. In de allerlaatste zinnen van zijn boek verwijst Fukuyama naar dat idee. Onze identiteiten liggen niet vast. Daarmee zet hij een vraagteken achter zijn eigen betoog over de nationale identiteit.
Een reactie
Er ontbreken volgens mij een aantal nuances in uw recensie. In de paragraaf “steen des aanstoots” brengt u het feit naar voor dat links zich eerder op de gemarginaliseerden richt, gevolgd door de observatie dat deze minderheidsgroepen samen toch de meerderheid van de bevolking uitmaken. Deze claim mist het punt dat Fukuyama wil maken. Door zich te focussen op sociale problemen die dergelijke minderheidsgroepen ervaren heeft links zijn oorspronkelijke kiezersbasis links laten liggen, namelijk de arbeidersklasse. Deze vond zijn belangen dan weer vertegenwoordigd in een figuur als Trump, die zich uitsprak tegen de politieke correctheid gehanteerd door links én tegen de slabakkende economie. Dat het links al enkele decennia lang economische aan ambitie ontbreekt kun je ook terugvinden in Rorty’s “Achieving Our Country”, een boek dat als een proloog voor “Identity” leest.
De drie laatste zinnen van uw conclusie slaan alsook de bal mis. Als Fukuyama stelt dat identiteit vorm te geven valt, doet hij dat om zowel rechts als links te weerleggen in hun opvattingen die zij rond identiteit hanteren. Rechts geeft vaak een te nauwe definitie van identiteit die geen rekening houdt met bestaande diversiteit in de samenleving. Links behandelt identiteiten zoals die van gemarginaliseerde groepen dan weer als een heilig huis, waaraan niets moet of mag worden veranderd. Wat hij wil bereiken is een definitie van nationaliteit die inclusief is, waarmee nieuwe migranten zich kunnen integreren volgens duidelijke richtlijnen, en waar bestaande bevolkingsgroepen een sterk gemeenschapsgevoel bij ervaren.
Er valt zeker en vast kritiek te leveren, bijvoorbeeld op de morele ambiguïteit van de waarden waar Westerse naties op gebouwd zijn en hoe hij die verwacht te integreren in zijn definitie van identiteit. We moeten vanwege de degelijke kwaliteit van het boek echter dieper graven dan de oppervlakte om een gefundeerde kritiek op te kunnen bouwen, en dat mis ik toch in deze recensie.