Op een grote conferentie die begin april 2016 in Amsterdam werd gehouden, was een van de sprekers de Chinese denker Zhang Weiwei. Zonder schroom toonde hij, ondersteund door plaatjes en grafieken, de kracht van het Chinese model. De manier waarop China de afgelopen dertig jaar economie en politiek had ingericht, dat was niet te overtreffen. Kijk maar naar de infrastructuur, de groei van de middenklasse and so on and so on. Hoe China de maatschappij heeft ingericht, zou een voorbeeld zijn voor andere landen. Voor twijfel was bij hem geen plaats, problemen en complicaties die China ontmoet kregen amper plaats in zijn betoog en tegenwerpingen werden zo nodig met jij-bakken beantwoord. Dit is het China van het zelfvertrouwen, dat de westerlingen op eigen grondgebied de les komt lezen.
Denkers
Weiwei is een van de denkers die in het boek van filosoof/politicoloog Haroon Sheikh, De opkomst van het Oosten, aan het woord komt. Sheikh, verbonden aan de VU in Amsterdam, typeert hem als een interessante denker, een exporteur van Chinese waarden en ideeën. Maar hij bekritiseert hem ook, omdat hij China te veel op een voetstuk plaatst. Dat is opvallend omdat Sheikh zelf ook een zeer rooskleurig beeld schetst van de opkomst van China. “De groei van de Chinese macht is zacht, subtiel en doordacht,” stelt hij. Daar zullen sommige mensen binnen en buiten China toch anders over denken. Het Chinese optreden in de Zuid-Chinese Zee is weinig subtiel, de toename van de defensiebudgetten kan lastig als zacht worden beoordeeld. De Belgische China-deskundige Jonathan Holslag betwijfelt zelfs of de opmars van China wel in vreedzame paden kan blijven lopen. Zo is er wel meer tegen dit hoofdstuk in te brengen.
Opkomst en ondergang
Met “De opkomst van het Oosten’ wil Haroon Sheikh een beeld schetsen van een aantal landen en een regio die op het grote Euraziatische continent een rol van betekenis spelen en dat in de toekomst nog meer zullen doen. Het zijn niet meer West-Europa en de Verenigde Staten die de toekomst van de wereld bepalen. “Het Atlantisch tijdperk komt ten einde” en er komt een terugkeer van Eurazië, van landen en culturen op die grote landmassa die het lot van de wereld in handen hebben. Maar wat drijft de Oosterse machten? Van Duitsland tot China herleven tradities en worden nieuwe dromen gedroomd. Gaat dat bij elkaar passen?
De titel van zijn boek is de omkering van Der Untergang des Abendlandes, de klassieker van Oswald Spengler, een belangrijke inspiratiebron van Sheikh, die hij echter losjes volgt. Daarentegen bestrijdt hij het idee van Francis Fukuyama dat met het einde van de Koude Oorlog een einde aan de geschiedenis is gekomen. Modernisering hoeft niet het overnemen van een liberale democratie te betekenen. Overigens is dat een stelling die ook door Huntington in zijn Botsende beschavingen werd ingenomen.
Uiteraard is het idee van het einde van de westerse heerschappij al jaren lang courant. En de machtsverhoudingen verschuiven inderdaad. Sheikh posteert dat hier met nogal wat nadruk en schetst met brede halen een beeld van een nieuwe wereldorde met wisselende allianties, veel onzekerheid en schimmige conflicten die velen zullen kunnen raken.
Optimistische blik
De hoofdstukken over Duitsland, (het oosten begint iets voorbij Oldenzaal, zoals bekend), het intermarium tussen Baltische en Zwarte Zee, Rusland, Turkije, Iran en China bieden eerlijk gezegd niet heel veel nieuws voor mensen die de krant goed lezen. Wel valt de positieve toon op, waarmee Sheikh deze landen beschrijft. Dat geldt voor de ‘morele’ macht van Duitsland, voor het ‘moderne’ Iran, het ondernemende China. Sheikh stapt soms wat al te makkelijk over problemen heen of ontkent ze gladweg.
Over Turkije schrijft hij dat het ‘weer een multi-etnisch kosmopolitisch rijk’ kan worden. Dat kan, maar op dit moment is het verwikkeld in etnische strijd en steeds meer op weg een islamistische, gesloten autocratie te worden. De Chinese ‘soft power’ lijkt hem in de greep te hebben als hij schrijft dat ‘de grootste talenten’ het land besturen als gevolg van het belang van kennis in de selectie van leiders. In hoeverre is dat retoriek en in hoeverre realiteit? Over Rusland is hij wat ingetogener, wat gezien de problemen van dat land terecht is.
Averij
De ‘opkomst van het Oosten’ is niet alleen een zegetocht van economische ontwikkelingen, samenwerking, harmonie, het hervinden van tradities of een ‘emancipatie van de geest’. Die opkomst gaat vaak gepaard met hevige groeistuipen en wrijvingen. Of al deze landen hun opmars kunnen voortzetten of hervatten, zonder dat het barst of knalt, is te betwijfelen.
Dat is niet omdat er maar één weg naar moderniteit is, maar omdat iedere weg naar moderniteit en snelle veranderingen risico’s met zich meebrengt. En die risico’s zijn nu waarschijnlijker makkelijker overdraagbaar op andere landen. Rusland en Turkije zijn op dit moment de meest waarschijnlijke kandidaten voor averij. Rusland lijkt, ondanks of dankzij het assertieve optreden van Vladimir Poetin, eerder op de weg naar beneden dan naar boven. Turkije heeft het eufemistisch gezegd lastig, als het gaat om de interne verhoudingen en in zijn positie in het Midden-Oosten. Om dan te fantaseren over een fusie met aartsvijand Griekenland is onorthodox, maar niet echt gebaseerd op de huidige toestand. Ook de ontwikkeling van China gaat niet zonder horten en stoten, simpelweg omdat er zoveel op het spel staat.
Onvrede
Misschien is de optimistische blik van Sheikh opzet. Want om vanuit het Westen met allerlei kritiek te komen, kan blijk geven van ‘de superioriteit van onze eigen positie.’ Maar dat is geen reden om de zaken niet te benoemen zoals ze zijn.
In zijn conclusie stipt Sheikh veel relevante punten aan en verbindt hij lokale onvrede aan internationale ontwikkelingen. Hij voorziet een terugkeer van de staat, die minder aan de markt zal overlaten. Hij stelt dat tradities niet verloren gaan vanwege de moderniteit. Dat leidt ook tot een voor sommigen sombere boodschap: we worden niet één mensheid zonder verschillende ideeën en opvattingen.
Sheikh is beter als beschouwer dan als beschrijver. De inleiding en conclusie kan ik aanbevelen, de hoofdstukken daartussen minder.
Geen reacties