Colonnes pantservoertuigen en tanks doorkruisen het Oekraïense platteland. Steden worden belegerd, mensen worden verjaagd. 2022? Ja. Maar ook 1941. Iets meer dan tachtig jaar geleden viel nazi-Duitsland met enkele bondgenoten de Sovjet-Unie binnen. In hun gelederen, aan het zuidelijke front, bevond zich journalist, auteur, enfant terrible Curzio Malaparte. Gestoken in het uniform van kapitein van de Italiaanse alpenjagers trok hij met Roemeense en Duitse eenheden mee, onderdeel van een reusachtige machinerie die werd losgelaten op een enorm gebied.
Tot september 1941 blijft Malaparte aan het front. Vanuit Roemenië ging hij door het huidige Moldavië en dan naar Oekraïne, het cruciale strijdtoneel. Dan wordt hij teruggeroepen. Zijn versie van de veldtocht strookt niet met de propaganda van het fascistische Italië. Maar na enkele maanden huisarrest mag hij opnieuw vertrekken, dit keer naar het noordelijk front rond Leningrad, waar de Finnen tegen de Sovjet-Russen vechten in een bevroren landschap.
Roemenië en Finland waren in de periode die in dit boek wordt beschreven kleinere bondgenoten van Duitsland. Finland was in 1939 aangevallen door de Sovjet-Unie. In maart 1940 capituleerde het. Toen de Duitsers de Sovjet-Unie in 1941 aanvielen, werden de Finnen hun bondgenoten.
Ook Roemenië verloor grondgebied voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog, niet alleen aan de Sovjet-Unie, maar ook aan andere buurlanden. In 1941 vochten Roemeense soldaten mee met de Duitsers in de hoop verloren terrein te heroveren.
Burger- en arbeidersmoraal
Malaparte, die toen al een zekere faam had als auteur, is een bijzondere oorlogscorrespondent. Je leest zijn verslagen niet om de feitelijke weergave van de gebeurtenissen, hij wil diepere lagen aanboren. Dat doet hij door de oorlog in een groter verband te plaatsen. Deze strijd toont de onverenigbaarheid van de burger- en de arbeidersmoraal aan, schrijft Malaparte in zijn voorwoord uit 1951. Het is niet de strijd van Europa tegen Azië, zoals deze oorlog vaak wordt voorgesteld. Hij trekt graag nogal stellige conclusies uit wat hij ziet, gecombineerd met zijn eerdere ervaringen in de Sovjet-Unie die teruggaan tot 1920 en die hij onder weergaf in zijn eerdere boeken, zoals Het bal in het Kremlin.
Als het bij dergelijke analyses was gebleven, was dit boek nu waarschijnlijk niet meer leesbaar geweest. Dat het dat wel is, komt voor een groot deel door de beschrijvingen en observaties. Hij weet geuren, kleuren, geluiden, landschappen, de weersomstandigheden en personen te vangen. De ‘rode wolken’ boven de ‘blonde velden’, de ‘bolle boezems van de heuvels’, de ‘dode man’ die op de uitkijk staat, de oude boeren, en de vrouw die ondanks diepe armoede haar status probeert hoog te houden, het zijn allemaal pareltjes van verslaggeving.
Malaparte schuwt de gruwelijkheden zeker niet. Hij schrijft over krijgsgevangenen die bang zijn gefusilleerd te worden. Hij ontmoet Joden, sommigen moeten werken onder het toeziend oog van de SS, een andere roept ‘alles gut, alles gut’. Er gaat een dreigende, zelfs sinistere sfeer vanuit. De censuur verwijderde een passage, wel in het boek opgenomen, over de moord op een jonge vrouw.
Maquette
In het deel dat handelt over de strijd rond Leningrad is de gruwel verder weg. Malaparte komt de belegerde stad immers niet in, ziet die ‘als een maquette’ in de verte liggen. Hij weet wel dat er alleen al aan de vlektyfus dagelijks 2.000 mensen overlijden. Voor de Finse soldaten heeft hij niets dan bewondering: hoe ze naakt door de sneeuw rollen na een bezoek aan de sauna, hoe de militair op de uitkijkpost onverstoorbaar de wacht houdt, hoe ze vechten op hun ski’s en daarna boeken lezen in hun eenvoudige houten onderkomens. De Finnen zijn helden zonder bravoure of borstklopperij, mannen van het woud, de meest wrede omgeving die Malaparte zich kan voorstellen. En tegelijk zijn ze onder de bittere omstandigheden zeer humaan.
De verslagen van Malaparte verschenen oorspronkelijk in de Italiaanse krant Corriere della Sera en waren ‘de enige onpartijdige getuigenis’ uit de Sovjet-Unie sinds het begin van de strijd. Dat is tenminste wat Malaparte zelf schrijft in zijn inleiding. Al in de oorlog kwamen de gebundelde reportages uit als boek, althans, dat was de bedoeling. De eerste oplage verbrandde bij een Britse bomaanval en de tweede werd door de Duitsers bij het oud papier gegooid. De derde druk verscheen in 1951 en is nu eindelijk voor het eerst in het Nederlands vertaald, door de vaste, zeer kundige Malaparte-vertaler Jan van der Haar.
Kaputt
De reportages in dit boek zijn ook te lezen als het halffabricaat waar later Malapartes beroemde roman Kaputt uit zou ontstaan. Hier, in Oekraïne en in Finland, deed hij een deel van de indrukken op die hij daarin zo krachtig weergaf. Er komen ook een aantal dezelfde personen in voor. De reportages zijn zakelijker van toon dan Kaputt , maar de aanzetten van de literaire benadering en de nadruk op veelzeggende anekdotes en een scherp oog voor de absurde en groteske details zijn al duidelijk herkenbaar. Bij Malaparte is de grens tussen fictie en non-fictie, tussen objectief feit en diep persoonlijke waarneming, niet lijnrecht te trekken.
Lang konden we dit boek lezen als een bericht uit een gruwelijke tijd die niet terug zou keren. Nu de tanks dezelfde wegen weer berijden, er weer Europese steden verpulverd worden onder artillerievuur, blijkt oorlog akelig actueel en dichtbij. En al snel werd ook in deze veldtocht aangetoond dat oorlog zelden zo loopt als de aanstichters verwachten. Wat had Malaparte gezegd over deze wrede herhaling van de geschiedenis?
Geen reacties