Pauw en Witteman zijn er geweest, de NOS, NRC Handelsblad maar ook de Viva en de Libelle. Bijna ieder medium heeft in de vier jaar dat Nederlandse militairen in de Afghaanse provincie Uruzgan actief waren, wel een embedded journalist daar heen gestuurd. Embedded moet je bijna letterlijk nemen. Journalisten krijgen van de militairen reis, logies en onderkomen en kunnen ‘van binnenuit’ verslag doen. Dat deed ook journalist Joeri Boom, voor onder andere De Groene Amsterdammer en Algemeen Dagblad. Maar hij was er niet tevreden over. Hij schreef de frustratie van zich af in een stevig en vlot geschreven boek. Daarin doet hij nog een keer verslag van zijn reizen naar Uruzgan. Hij beschrijft zijn eigen twijfels, zijn fascinatie voor het krijgsbedrijf, zijn gedachten over wat hij aan het doen is, zelfs zijn huiselijke beslommeringen. Op een pagina kan de lezer negentien keer het woord ‘ik’ of een afgeleide daarvan lezen. Strikt genomen gaat dit boek dan ook niet over Afghanistan, niet over Uruzgan, niet over de Nederlandse missie in Uruzgan, niet over de journalistiek over de Nederlandse missie in Uruzgan, maar over Joeri Boom in en om Uruzgan.
Zijn vader was een streng-gereformeerde, analfabete en straatarme voddenraper. Als kind zat hij in een tehuis, ging naar de zeevaartschool, kwam bij de mariniers, werkte in een jeugdgevangenis, werd legerpredikant. Na de uitzending naar Irak zat hij tijden op de bank, ‘op de rand van zelfdestructie’ tot hij naar Afghanistan kon. Dat is, heel kort samengevat, een van de levensverhalen in dit boekje met ervaringen van militairen en een of meer vertegenwoordigers van het thuisfront Op die manier krijgen we als het ware twee kanten van de medaille te zien. Wat betekent het dat een militair zich blootstelt aan gevaar, afgezonderd is van gezin in soms zware omstandigheden en wat voor gevolgen heeft het voor het thuisfront?
De Korengalvallei is een onherbergzame uithoek in het oosten van Afghanistan, waar het centrale gezag eigenlijk nooit iets te zeggen had. Zelfs de Russen lieten het gebied ongemoeid. Maar de Amerikanen niet. De Taliban kon de vallei gebruiken als aanvoerroute naar Pakistan. En misschien nog wel belangrijker: de Amerikanen hadden er in één klap negentien militairen verloren. Dit was de plek waar schrijver Sebastian Junger, bekend van de bestseller De volmaakte storm, wilde zijn. Met fotograaf Tim Hetherington bracht hij er maanden door. Hetherington maakte er zijn World Press Photowinnaar van een Amerikaanse militair die uitgeput tegen een muur leunt. Samen maakten ze er ook de documentaire Restrepo, over een naar een omgekomen soldaat genoemde observatiepost.
Er zijn niet alleen Amerikaanse, Britse en Nederlandse militairen in Afghanistan. Ook de Duitsers zijn er al jaren in wat ze vaak de Hindukusch noemen. De laatste tijd is er zeker in hun eigen land veel meer aandacht voor hun aanwezigheid. De hoop dat ze in het noorden van het land een relatief rustige tijd zouden doormaken, werd de grond ingeboord. Een zeer bloedig bombardement op een tankwagen, waarbij meer dan honderd mensen omkwamen, leidde in Duitsland tot verhit politiek debat. Men durft nu zelfs van oorlog te spreken. Dat was anders in de tijd dat Achim Wohlgetan in Afghanistan was. Deze militair met commando-opleiding was er 2002, dus vrij kort na de val van het Taliban-regime. Hij heeft een beetje ronkend boek geschreven over zijn ervaringen, waar ook een sterke Nederlandse component aan zit.
Over de missie naar Uruzgan is inmiddels een bescheiden boekenplankje verschenen. Daarmee komt de lat voor ieder nieuw te verschijnen werk automatisch hoger te liggen. We weten meer en veel kanten van de zaak zijn al op een of andere manier belicht. Journalist Jaus Müller van NRC Handelsblad koos er voor om veteranen aan het woord te laten. Het idee is dat zij, na hun loopbaan bij Defensie te hebben beëindigd, ze vrijuit kunnen praten. Dit moet een ‘zo eerlijk mogelijk’ beeld opleveren. “De getuigenissen van de militairen zelf komen het dichtst bij de waarheid.” Toch levert deze formule niet automatisch een goed boek op.
Na de verkiezingen in Afghanistan van augustus 2009 liet de officiële uitslag lang op zich wachten. Maar al snel was duidelijk dat er op grote schaal was gefraudeerd in het voordeel van de zittende president Hamid Karzai. De schijnbaar aimabele en beschaafde man is sinds 2001 president van het land. Redelijk onverwacht kwam hij op deze positie terecht. Een mogelijke andere kandidaat werd door de Taliban vermoord, een ander was niet van de juiste stam. Karzai had alles mee: hij is lid van de Pashtun, de grootste stam in Afghanistan en sprak prima Engels. De diplomatieke Karzai was voor iedereen min of meer acceptabel.
Luitenant Patrick Hennessey verbergt zijn fascinatie voor de oorlog niet. De opleiding aan Sandhurst en zelfs zijn uitzendingen naar Bosnië en naar Irak zijn niet spannend genoeg. Hij blijft vol ongeduld bijna hunkeren naar de echte strijd. Niet het op wacht staan bij Buckingham Palace en de Tower in prachtige uniformen is het doel van het militaire bestaan, maar de strijd op leven en dood. Ook het geduld van de lezer wordt op de proef gesteld. Maar de junior officer en de lezer krijgen more than they’d bargained for, als Hennessey in de Afghaanse provincie Helmand aankomt. Terry, zoals de Britten de Taliban noemen, is een hardnekkige en vindingrijke tegenstander, die niet terugschrikt voor de veel zwaardere vuurkracht van de Britten.
Zolang westerse troepen in landen als Irak en Afghanistan in hun kampen blijven zitten, zullen ze de strijd daar nooit winnen. Ze moeten zich onder de mensen mengen en niet meer de bestrijding van de vijand, maar de bescherming van de bevolking centraal stellen. Maar nog beter is het dat westerse landen uit deze landen wegblijven. Dat is de stelling van de Australische militair en counter-insurgencydeskundige David Kilcullen, die nauw betrokken was bij de recente nieuwe aanpak van de Amerikanen in Irak en ook op een aantal andere slagvelden rondkeek. Hij heeft in dit boek veel bijeengebracht over de wereldwijde strijd tegen het islamistisch extremisme, die op verschillende fronten heel eigen vormen kan aannnemen.
Er is een Chinees gezegde dat stelt dat in oorlog nooit teveel misleiding kan zitten. In een handleiding voor jihadi's uit 2005 werd het net anders verwoord: oorlog bestaat uit trucs. Daarom moet een jihadi op weg naar Irak jeans dragen, donuts eten en een walkman meenemen met een willekeurig muziekbandje erin. Voormalig oorlogscorrespondent Dexter Filkins citeert de jihadi handleiding in zijn boek over de oorlogen in Irak en Afghanistan. Misleiding, leugens, verraad, misbruik van vertrouwen, dubbelspel, het zit er vol mee. Wie kan je geloven in deze conflicten?
In Nederland staat de Amsterdamse burgemeester Job Cohen bekend als de theedrinker. Dat is, terecht of niet, de aanduiding geworden voor mensen met gematigde opvattingen over integratie. De theedrinkers wijzen de harde retoriek af die sinds een jaar of vijf in vogue is. De voormalige bergbeklimmer Greg Mortenson is wel de ultieme theedrinker. Het motto van zijn boek is afkomstig van de Pakistaanse dorpsoudste Haji Ali, die vertelt dat bij het zakendoen drie koppen thee worden gedronken. “Bij de eerste ben je nog een vreemde, de tweede maakt je een vriend en na de derde word je familie.” De Amerikaan Mortenson ontmoette Haji Ali in het dorp Korphe in het Pakistaanse berggebied. Hij had geprobeerd de K2 te beklimmen, niet de hoogste bergtop, maar wel een van de gevaarlijkste. Op de terugweg komt hij, totaal uitgeput, per ongeluk in Korphe terecht. Hij wordt er liefdevol opgevangen. Als hij ziet hoe kinderen in de open lucht les krijgen belooft hij terug te komen om een school te bouwen, vooral voor meisjes.