Korte inhoud: Twee boeken over het leven van militairen na hun missie in Afghanistan. Ze wijzen beide op de problemen na terugkeer in de ‘normale’ maatschappij na de heftige ervaringen in een gebied waar Nederland officieel niet in oorlog was, maar de spanning groot was. Ook de confrontatie met de Afghaanse manier van leven draagt bij aan de afstand tussen ‘hier’en ‘daar’, die moeilijk te overbruggen is.
Geheimzinnigheid omringt Seal Team Six, de elite-eenheid van de Amerikaanse marine die Osama Bin Laden doodde. Zelfs binnen de Seals wordt over Team Six amper gesproken. Toch heeft een van de voormalige leden er een boek over geschreven. De wat ongepolijste autobiografie geeft een boeidende indruk van Team Six, al ligt zijn actieve betrokkenheid al meer dan vijftien jaar in het verleden. Bij speciale eenheden gaat het in hoofdzaak om twee dingen: selectie en training. Je komt niet zo maar de Sea, Air en Land specialisten van de marine en zeker de eerste tijd blijft een periode van testen. Wie niet voldoet, kan vertrekken. En wie het niet volhoudt, kan een bel luiden om bekend te maken dat hij opgeeft. Wasdin beschrijft uitgebreid wat een Seal in opleiding allemaal moet kunnen en moet doorstaan: hardlopen, duiken, parachutespringen, schieten en dat in de meest extreme vormen en onder de zwaarste omstandigheden.
Nederland had nooit moeten beginnen aan de missie in Uruzgan, als de omstandigheden in Afghanistan de doorslag hadden gegeven. Maar de Nederlandse rol in de Navo en de verhouding met de Verenigde Staten waren belangrijker. Dat is de stelling van militair historicus Christ Klep. Op zich is het niet zo opzienbarend en deze conclusie was natuurlijk al te trekken op het moment dat de regering en Kamer beslisten.
Amerika is al lang in andere oorlogen verwikkeld, maar nu komt de literaire afrekening met de Vietnam-oorlog. In Matterhorn, een forse pil die speelt in de buurt van de ‘Demilitarized Zone’ die Noord- en Zuid-Vietnam scheidde, komt alle vertwijfeling, wanhoop, politiek en geweld van dat conflict samen. Matterhorn is de naam die de Amerikanen hebben gegeven aan een heuvel in het grensgebied. De Amerikaanse militairen verdedigen, versterken, verlaten, veroveren en vervloeken de heuvel. Dit is Apocalypse Now in boekvorm, een zoektocht naar het wezen van oorlog.
“Het lijkt erop dat je betere bronnen hebt dan ik,”zegt president Barack Obama tegen journalist Bob Woodward aan het eind van een interview. ‘No, sir,’ antwoordt Woodward beleefd. Maar Woodward weet wel bijna alles over de beraadslagingen die leiden tot het besluit om het aantal Amerikaanse militairen in Afghanistan fors uit te breiden. Zijn verslag is dan ook zeer gedetailleerd. Soms leest het boek als de notulen van de vele vergaderingen in het Witte Huis. Woord voor woord wordt genoteerd wat de verschillende gesprekspartners naar voren hebben gebracht. Dat kan vermoeiend zijn, maar juist door de details wordt het beeld helemaal ingevuld op een vaak ontluisterende wijze.
Zijn vader was een streng-gereformeerde, analfabete en straatarme voddenraper. Als kind zat hij in een tehuis, ging naar de zeevaartschool, kwam bij de mariniers, werkte in een jeugdgevangenis, werd legerpredikant. Na de uitzending naar Irak zat hij tijden op de bank, ‘op de rand van zelfdestructie’ tot hij naar Afghanistan kon. Dat is, heel kort samengevat, een van de levensverhalen in dit boekje met ervaringen van militairen en een of meer vertegenwoordigers van het thuisfront Op die manier krijgen we als het ware twee kanten van de medaille te zien. Wat betekent het dat een militair zich blootstelt aan gevaar, afgezonderd is van gezin in soms zware omstandigheden en wat voor gevolgen heeft het voor het thuisfront?
De Korengalvallei is een onherbergzame uithoek in het oosten van Afghanistan, waar het centrale gezag eigenlijk nooit iets te zeggen had. Zelfs de Russen lieten het gebied ongemoeid. Maar de Amerikanen niet. De Taliban kon de vallei gebruiken als aanvoerroute naar Pakistan. En misschien nog wel belangrijker: de Amerikanen hadden er in één klap negentien militairen verloren. Dit was de plek waar schrijver Sebastian Junger, bekend van de bestseller De volmaakte storm, wilde zijn. Met fotograaf Tim Hetherington bracht hij er maanden door. Hetherington maakte er zijn World Press Photowinnaar van een Amerikaanse militair die uitgeput tegen een muur leunt. Samen maakten ze er ook de documentaire Restrepo, over een naar een omgekomen soldaat genoemde observatiepost.
‘7 u 30 afgereisd naar Buchenwald. Schitterend weer. Druiven gekocht in Kassel, getankt, lunch in Eisenach, wijn. Wartburg gezien, Gotha, Erfurt, Weimar, standbeeld Schiller en Goethe. Gesprekken met Ober-meister. Van Weimar naar boven, steeds hooger door prachtige boslandschappen. Aankomst te Buchenwald.’ Zo beschrijft een advocaat in het najaar van 1940 zijn tocht naar het concentratiekamp Buchenwald, waar hij als gijzelaar moest verblijven. Het lijkt wel een toeristisch reisje naar Buchenwald, zoals Chris van der Heijden het verslag samenvat. Heel anders dan ‘de klassieke terreurverhalen’ die volgens hem het beeld van de oorlog beheersen. Maar jammer dat hij de passages die er aan voorafgaan weglaat, waar de advocaat klaagt over opsluiting in kleine cellen, gebrek aan voedsel en kou. Van der Heijden streeft met zijn boek Grijs verleden naar een nieuw perspectief op de Tweede Wereldoorlog. Hij bindt de strijd aan met Lou de Jong en diens Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Niet alleen het werk wordt bekritiseerd, maar ook de persoon van De Jong keert steeds terug in dit boek, waarbij Van der Heijden soms een vileine toon aanslaat. ‘De oorlog was erg, maar het verhaal (over de oorlog) maakte de oorlog erger,’ schrijft Van der Heijden….
De geschiedenis herhaalt zich. Mensen kunnen hun verleden niet loslaten, zelfs niet verwerken. Ze zijn gedoemd dezelfde fouten keer op keer te maken en van generatie naar generatie door te geven, als een gen waar men geen greep op heeft. Dat is de wat sombere boodschap van De Geur van Ultramar, een breed uitwaaierende roman over oolog, geweld, trauma en het algehele menselijk onvermogen. De hoofdpersoon is de Portugees Miguel, die soldaat is geweest in de oorlog in Angola. Hij verlaat zijn land en gaat in Rotterdam wonen. Maar zijn post-traumatische stressstoornis blijft onbehandeld. Dat zet hem aan tot drankmisbruik en geweld, waarmee hij niet alleen zijn eigen leven, maar ook dat van zijn familie ruiïneert.
Het onderwerp ‘techniek en oorlog’ leent zich uitstekend voor licht-ranzige boekjes vol wapentuig of fraaie opengewerkte tekeningen van straaljagers en vliegdekschepen zoals die in Kijk stonden. Militair historicus Martin van Creveld pakt het anders aan. In een paar honderd pagina’s jaagt hij de geschiedenis van de technologische ontwikkelingen van de oorlogsvoering van de afgelopen vierduizend jaar erdoor heen. Het gaat hem daarbij niet zozeer om de techniek op zich – hoe groot, hoe zwaar, hoe ver – maar om het gebruik dat ervan gemaakt wordt. Hij beperkt zich daarom niet tot militaire techniek in de engere zin. Juist niet-militaire techniek heeft een grote invloed op oorlog gehad. Denk aan wegen, klokken, kaarten en communicatiemiddelen.